26.08.2013 Views

Referentiekader geldboetes - Europese Beweging

Referentiekader geldboetes - Europese Beweging

Referentiekader geldboetes - Europese Beweging

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Dergelijke risicoverhogende factoren kunnen natuurlijk ook als zodanig als strafverhogende fac‐<br />

toren worden gerubriceerd.<br />

Van heel andere orde, maar wel als uitvloeisel van de diverse ‘subjectieve factoren’, is<br />

de mate van verwijtbaarheid. Verwijtbaarheid vormt één van de kernvoorwaarden voor straf‐<br />

baarheid en kan in die zin eveneens worden beschouwd als één van de belangrijkste strafverho‐<br />

gende of strafverlagende factoren. Het normatieve oordeel van de rechter dat de vereiste ‘ver‐<br />

wijtbaarheid’ (in al haar varianten) ontbreekt, werkt zelfs strafuitsluitend. Als in dat geval culpa<br />

ten laste is gelegd, kan de culpa niet bewezen worden, aangezien bij culpose (gevolgs)delicten<br />

de vereiste verwijtbaarheid wordt geacht besloten te liggen in de subjectieve factor ‘schuld’ in<br />

de zin van (verwijtbare) aanmerkelijke onvoorzichtigheid.<br />

Voor andere ten laste gelegde en bewezen feiten die als strafbaar feit zijn gekwalifi‐<br />

ceerd, geldt dat de dader bij het ontbreken van verwijtbaarheid moet worden ontslagen van alle<br />

rechtsvervolging. Hij heeft dan weliswaar een strafbaar feit gepleegd, maar door het ontbreken<br />

van verwijtbaarheid wordt hij bij nader inzien toch niet strafbaar geacht.<br />

Hoewel het ontbreken van verwijtbaarheid dus een strafuitsluitend effect heeft, en in<br />

Nederland voorts niet het uitgangspunt geldt dat de hoogte van de straf dient af te hangen van<br />

de mate van schuld in de zin van verwijtbaarheid, mag worden aangenomen dat bij de concrete<br />

strafoplegging de mate van verwijtbaarheid wel degelijk een rol zal spelen bij het vaststellen van<br />

de strafmaat en ‐modaliteit. Als iemand bijvoorbeeld verminderd toerekeningsvatbaar wordt<br />

geacht, wordt dat meestal tot uitdrukking gebracht in de hoogte van de straf, vooral als de da‐<br />

der daarnaast ook nog wordt veroordeeld tot tbs. En als iemand zich bijvoorbeeld juridisch‐<br />

technisch net niet kan beroepen op psychische overmacht, zal de rechter bij het opleggen van<br />

sancties in het algemeen wel rekening houden met het feit dat de verdachte daar dicht tegen<br />

aan zit.<br />

Andersom zal de rechter, als er sprake is van een hoge mate van verwijtbaarheid, dat laatste<br />

eveneens verdisconteren in de strafmaat. Wat dat betreft kan worden verwezen naar de facto‐<br />

ren die worden besproken in het kader van de rechterlijke normering van het reguleringsstelsel<br />

(m.n. de rechterlijke oriëntatiepunten straftoemeting).<br />

2.2.3.1.2 Aard en de ernst van de gevolgen<br />

Ook de aard en de ernst van de gevolgen van het delict kunnen tot de strafverzwarende facto‐<br />

ren worden gerekend, in veel gevallen ongeacht of er een schuldverband bestaat tussen een<br />

eventuele ‘subjectieve factor’ en het strafverzwarende gevolg, of niet. Hoewel risicoaansprake‐<br />

lijkheid in beginsel niet thuishoort in ons strafrecht, speelt dit residu van de Oud‐Germaanse<br />

‘Erfolghaftung’ in ons strafrecht nog steeds een belangrijke rol. Het risico dat men met een be‐<br />

paalde handeling een (al dan niet bedoeld of voorzienbaar) gevolg kan teweegbrengen dat de<br />

handeling strafwaardiger maakt, heeft een extra afschrikwekkend effect; vergelijk artikel 300 lid<br />

1 Sr en artikel 300 lid 2 en/of lid 3 Sr (mishandeling ernstig lichamelijk letsel of de dood ten ge‐<br />

volge hebbend): naarmate het gevolg ernstiger is, wordt het delict bedreigd met een hoger<br />

strafmaximum. Echter, ook hier verschillen de boetecategorieën niet per variant.<br />

Op dit vlak zijn ook tal van voorbeelden te geven waarbij niet alleen de aard en de ernst<br />

van de gevolgen als zodanig, maar ook de aard en de ernst van het gevaar dat in het leven wordt<br />

geroepen, zowel een bijkomende voorwaarde voor strafbaarheid vormt als een strafverhogend<br />

effect heeft; vergelijk de gemeengevaarlijke delicten of de gevaarzettingsdelicten, zoals brand‐<br />

stichting. Zie voorts artikel 157 onder 1 e , 2 e en 3 e Sr, waarbij de maximum straffen hoger zijn<br />

wanneer sprake is van gevaar voor goederen dan wel levensgevaar of gevaar voor lichamelijk<br />

letsel is te duchten of zelfs levensgevaar met de dood tot gevolg.<br />

11

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!