Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
integriteit, zoals de bescherming van een adequaat functionerende markt of van de volksge‐<br />
zondheid. Het belang van de democratische rechtsorde wordt niet via bestuurlijke boetes be‐<br />
schermd. Duidelijk aan de orde is wel de bescherming van de vrijheid en integriteit van de per‐<br />
soon. Denk bijvoorbeeld aan door boetes te handhaven voorschriften ter bescherming van de<br />
gezondheid van werknemers of patiënten. Het individuele eigendomsbelang speelt bij bestuur‐<br />
lijke boetes eveneens een rol. Te denken valt aan de bescherming van bedrijfswinst via de be‐<br />
scherming van een adequaat functionerende markt of aan (in boetes verdisconteerde) voor‐<br />
deelsontneming.<br />
Opvallend hoog zijn de bestuurlijke boetes waar het gaat om de bescherming van de<br />
werking van de vrije markt. Boetes van € 450.000 of meer (omzet‐gerelateerd) zijn hier mogelijk.<br />
Daarbij is het Europees recht van invloed, dat immers sterk is gericht op de bescherming van de<br />
werking van de vrije markt. Maar evenzeer zijn in dit kader de aard van de overtreder (zeer<br />
draagkrachtige rechtspersonen) en het met de overtreding behaalde of te behalen voordeel van<br />
belang.<br />
In het kader van de totstandkoming van strafbepalingen of boeteregelingen wordt door<br />
de wetgever doorgaans aan een publiek belang of rechtsgoed gerefereerd. Echter, meestal ge‐<br />
beurt dat slechts summier. Het desbetreffende belang is doorgaans ook evident. In veel gevallen<br />
kan naast een algemeen belang (primair) een meer individueel belang (secundair) worden on‐<br />
derscheiden. De wetgever pleegt aan een dergelijk belang hooguit zijdelings uitdrukkelijk aan‐<br />
dacht te schenken. Hetzelfde geldt voor het aan het (de) betrokken belang(en) toe te kennen<br />
gewicht.<br />
Opmerkelijk is dat bij een vergelijking op het terrein van de bestuurlijke boete van de<br />
wettelijke maxima en de basisbedragen in het boetebeleid sprake is van een omgekeerde ver‐<br />
houding: waar het gaat om de bescherming van individuele vrijheid en integriteit zijn de wette‐<br />
lijke maxima hoger dan waar het gaat om de bescherming van collectieve vrijheid en integriteit,<br />
terwijl dit bij de basisbedragen in het boetebeleid precies andersom is. Dit kan worden geduid<br />
als een verschil in rationaliteit tussen wetgever en bestuursorgaan (politiek en symboliek, moge‐<br />
lijk vooral gericht op de zwaarste gevallen, versus praktijk en realiteit, meer gericht op door‐<br />
sneegevallen; zie verder § 4.6)<br />
Conclusie is dat in het strafrechtelijk ordeningsrecht en het bestuursrecht dezelfde soor‐<br />
ten belangen (rechtsgoederen) betrokken zijn, met name de collectieve belangen van algemene<br />
veiligheid en integriteit, en dat deze op beide rechtsgebieden van grote betekenis zijn voor de<br />
boetehoogte. Er zijn geen aanwijzingen dat de onderhavige factor (aard overtreding / betrokken<br />
rechtsgoed) op zich zelf tot divergentie tussen beide rechtsgebieden leidt. In combinatie met<br />
andere factoren (aard overtreder, voordeel van de overtreding) ontstaat een ander beeld.<br />
5.4.2 De aard van de overtreder<br />
Het gaat hier om het onderscheid tussen natuurlijk en rechtspersoon, respectievelijk tussen<br />
privé en bedrijfsmatig functioneren. Voor het strafrecht zijn hier de leden 7 en 8 van artikel 23<br />
Sr van bijzondere betekenis. Lid 7 maakt het in geval van veroordeling van een rechtspersoon<br />
mogelijk een geldboete op te leggen tot ten hoogste het bedrag van de naast hogere categorie<br />
“indien de voor het feit bepaalde boetecategorie geen passende bestraffing toelaat”. Lid 8 zegt<br />
dat dit “in geval van veroordeling van een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, maat‐<br />
schap, rederij of doelvermogen” van overeenkomstige toepassing is.<br />
Op het terrein van het bestuursrecht maakt de wetgever, waar dat praktisch relevant is<br />
(dus bijvoorbeeld niet waar het gaat om sociale uitkeringen), het onderscheid tussen natuurlijk<br />
en rechtspersoon, respectievelijk tussen privé en bedrijfsmatig functioneren expliciet. Overtre‐<br />
7