Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Voor de mate van fixatie is, naast de aantallen boetes, van belang of de desbetreffende<br />
overtredingen en andere (in verband met de evenredigheid) relevante factoren gemakkelijk zijn<br />
vast te stellen. Waar voor de boetehoogte het wegnemen van met de overtreding behaald pro‐<br />
fijt relevant is, moet worden herhaald dat de berekening van het profijt vaak een hele opgave is.<br />
Fixatie ligt dan niet in de rede (vergelijk bijvoorbeeld het mededingingsrecht). Dat ligt anders<br />
waar het bedrag van profijt respectievelijk benadeling los van het boetetraject al bekend is (zo‐<br />
als in de sfeer van uitkeringen, subsidies en, deels, belastingen).<br />
Wat betreft de keuze voor het type regel ofwel het niveau waarop de (mogelijke) fixatie<br />
behoort plaats te vinden, moet naar onze mening als uitgangspunt dienen dat wettelijke voor‐<br />
schriften de voorkeur boven beleidsregels verdienen. Aan de ene kant van het spectrum staat de<br />
wet, die om redenen van democratie (parlementaire invloed) het meest aantrekkelijk is; aan de<br />
andere kant staat de beleidsregel, die qua zowel totstandkoming als inhoud het meest flexibel<br />
is. Het komt ons voor dat de figuur van een AMvB (met de mogelijkheid van een voorhangpro‐<br />
cedure) een bruikbaar compromis vormt. De ministeriële regeling is uit een oogpunt van demo‐<br />
cratische legitimatie veelal even gebrekkig als ministeriële beleidsregels, terwijl de wet om re‐<br />
denen van een gebrek aan flexibiliteit (qua totstandkoming en dus ook wijziging) minder aan‐<br />
trekkelijk is. Verder is relevant dat wettelijke voorschriften in het algemeen beter geredigeerd<br />
zijn dan beleidsregels (zo zijn beleidsregels, in tegenstelling tot wettelijke voorschriften, niet<br />
altijd artikelsgewijs geredigeerd, maar kennen zij soms de – minder duidelijke – betoogvorm).<br />
Bij de keuze is voorts relevant of er op hetzelfde beleidsterrein meerdere bestuursorga‐<br />
nen met boetebevoegdheden zijn bekleed, zodat er meerdere beleidsregels (van uiteenlopende<br />
opzet) naast elkaar kunnen bestaan (vgl. art. 4:81 lid 1 Awb). Zo men eenheid op het betrokken<br />
beleidsterrein wenst (en voor die eenheid is veel te zeggen), ligt de keuze voor (be‐<br />
stuurs)wetgeving in plaats van voor (uiteenlopende) beleidsregelgeving afkomstig van verschil‐<br />
lende bestuursorganen voor de hand. Hierbij zij aangetekend dat de divergentie op het niveau<br />
van de beleidsregels kan worden gepareerd door de op het betrokken terrein verantwoordelijke<br />
minister te bekleden met een bevoegdheid tot het vaststellen van beleidsregels. In relatie tot<br />
zelfstandige bestuursorganen (zoals de Svb en het UWV) beschikt de minister reeds op grond<br />
van artikel 21 Kaderwet zelfstandige bestuursorganen over deze bevoegdheid. In een bijzondere<br />
wet kan (om redenen van eenheid volgens ons: moet) deze bevoegdheid dan worden aange‐<br />
scherpt tot een verplichting tot het vaststellen van beleidsregels.<br />
Terzijde verdient nog aandacht dat het in een aantal gevallen blijkt voor te komen dat<br />
de normering van boetebedragen is neergelegd in een bijlage bij de wet, waarbij is aangegeven<br />
dat de bijlage bij AMvB mag worden gewijzigd (zoals bij de Tabakswet het geval is). Dit laatste<br />
lijkt op gespannen voet te staan met artikel 81 Grondwet (zie ook Aanwijzing 223 van de Aanwij‐<br />
zingen voor de regelgeving).<br />
Recidive kan niet alleen bij de boetehoogte een rol spelen, maar ook bij de keuze tussen<br />
het bestuursrechtelijke en het strafrechtelijke traject, in die zin dat de regel geldt dat na (her‐<br />
haalde) recidive de strafrechtelijke weg wordt ingeslagen. Naar onze mening hoeft deze over‐<br />
gang naar het strafrecht in geval van (herhaalde) recidive echter geen automatisme te zijn, om‐<br />
dat voor die overgang meer factoren relevant zijn.<br />
In het kader van de vormgeving is het ten slotte wenselijk dat bewust wordt gekozen<br />
tussen discretionaire en gebonden boetebevoegdheden; met name de uitzondering – de keuze<br />
voor een gebonden bevoegdheid – dient expliciet te worden gemotiveerd. Hierbij verdient op‐<br />
merking dat de attributie van een gebonden bevoegdheid deels een schijnoplossing is. Immers,<br />
het aan de (verplichte) boeteoplegging voorafgaande controletraject kenmerkt zich door veel<br />
vrijheid. Aan dit traject is keuzevrijheid voor het bestuur op het punt van prioriteitstelling inhe‐<br />
17