Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
Referentiekader geldboetes - Europese Beweging
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
strafverhogende factoren van § 2.2.3.1.3, de aard van het aangetaste rechtsgoed of rechtsbe‐<br />
lang.<br />
Een voorbeeld van een buitenwettelijke rechtvaardigingsgrond, of meer algemeen: een<br />
buitenwettelijke strafuitsluitingsgrond, is de ‘toestemming’ (vgl. de behandelingsovereenkomst<br />
tussen patiënt en behandelend arts, of deelname aan een bokswedstrijd). Overigens is de toe‐<br />
stemming niet altijd doorslaggevend voor de vraag of de schending van een rechtsgoed al dan<br />
niet strafwaardig moet worden geacht. Bij sommige delicten wordt aan het te beschermen<br />
rechtsgoed zoveel gewicht toegekend, dat toestemming de strafbaarheid niet of slechts ten dele<br />
uitsluit. Zie bijvoorbeeld artikel 296 lid 3 Sr (abortus met toestemming van de vrouw) waarbij de<br />
toestemming weliswaar een strafverlagend effect heeft ten opzichte van lid 1 en 2 van artikel<br />
296 Sr, maar geen strafuitsluitend effect. Dat geldt ook voor artikel 293 Sr: levensberoving op<br />
verzoek. De ‘toestemming’, of zelfs het verzoek, werkt daarbij eveneens aanzienlijk strafverla‐<br />
gend ten opzichte van het gronddelict (een maximum gevangenisstraf van twaalf jaar voor le‐<br />
vensberoving op verzoek tegenover een maximum gevangenisstraf van 30 jaar of levenslang<br />
voor moord), maar zeker niet geheel strafuitsluitend. Dat is alleen anders als de hulp bij zelfdo‐<br />
ding geschiedt door een arts die daarbij voldoet aan bepaalde (wettelijk geregelde) zorgvuldig‐<br />
heidseisen en waarbij tevens mededeling wordt gedaan aan de gemeentelijke lijkschouwer.<br />
Deze voorwaarden zijn min of meer te vergelijken met (zij het van een heel andere orde) onthef‐<br />
fings‐ en vergunningsvoorschriften en kunnen in die zin dan ook worden beschouwd als ‘fait<br />
d’excuse’. In dit geval blijken (evenals dat vaak uit vergunningsvoorschriften blijkt) een bepaalde<br />
deskundigheid en de kwaliteit van de persoon in kwestie een strafuitsluitend effect te hebben.<br />
Dat geldt ook voor het voldoen aan, of het naleven van de zorgvuldigheidseisen of ‐<br />
voorschriften die daarbij in acht moeten worden genomen. Daarbij wordt, zoals in de meeste<br />
gevallen waarin de vergunninghouder aan vergunningsvoorschriften is gebonden, ook hier niet<br />
automatisch verondersteld dat deze zorgvuldigheidseisen als vanzelfsprekend in acht worden<br />
genomen, ongeacht de vereiste deskundigheid en kwaliteit van de ‘vergunninghouder’. Ze zijn<br />
ook in dit geval (als extra waarborg) wettelijk voorgestructureerd. Een andere extra waarborg<br />
bestaat (zoals meestal) uit een vorm van toezicht die in deze wettelijke strafuitsluitingsgrond<br />
besloten ligt in het vereiste om mededeling te doen aan de gemeentelijke lijkschouwer conform<br />
de Wet op de lijkbezorging.<br />
Vergelijkbare strafverminderende voorwaarden gelden voor artikel 296 Sr. Uit lid 5 blijkt dat<br />
abortus met toestemming van de vrouw niet strafbaar is als het geschiedt door een arts in een<br />
ziekenhuis waarin de behandeling volgens de Wet afbreking zwangerschap mag worden ver‐<br />
richt.<br />
Een ander voorbeeld van een situatie waarin toestemming geen strafuitsluitingsgrond<br />
oplevert, kan worden ontleend aan de overwegingen van de wetgever om het delict ‘tweege‐<br />
vecht’ (art. 154 lid 2 en art. 155 Sr) uit het Wetboek van Strafrecht te schrappen. De minister:<br />
“Iedereen weet en behoort te weten dat zware mishandeling en doodslag of moord, alsmede<br />
pogingen en voorbereidingshandelingen daartoe, strafbare feiten zijn en dat dat niet anders is<br />
indien deze feiten conform een onderlinge afspraak tot het houden van een tweegevecht wor‐<br />
den gepleegd. De huidige artikelen 154, tweede lid, en 155 Sr wekken veeleer de onjuiste sug‐<br />
gestie dat de wetgever minder zwaar tilt aan mishandelingen en levensberovingen die tijdens<br />
een tweegevecht zijn gepleegd. […] Deze stand van zaken nu is ongewenst.” 41<br />
Kortom: ‘toestemming’ (al dan niet in combinatie met andere voorwaarden) kan een<br />
strafuitsluitend of strafverlagend effect hebben, en kan in dat geval dus worden beschouwd als<br />
een strafverlagende factor, maar slechts in bepaalde gevallen. Bij feiten met ingrijpende gevol‐<br />
41 Kamerstukken II, 2001/02, 28 484, nr. 3 (MvT bij de Wet herijking strafmaxima), p. 18.<br />
21