Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />
(ADH) gebruikt; arbitrair is een maximale omvang van 3 mm gekozen.<br />
Aangeraden wordt invasie uitsluitend te diagnosticeren indien aan de volgende criteria wordt voldaan:<br />
• een haard met de gebruikelijke morfologie van invasief carcinoom;<br />
• de haard ligt buiten de losmazige periductale/lobulaire stromamanchet.<br />
Literatuurbespreking:<br />
Er bestaan vele classificaties voor DCIS. Aangeraden wordt de classificatie te gebruiken die aansluit op die<br />
voor invasieve carcinomen. Daarbij worden lobulair carcinoom in situ (LCIS) en ductaal carcinoom in situ<br />
(DCIS) onderscheiden. DCIS wordt op basis van cytonucleaire en architecturale kenmerken onderverdeeld<br />
in goed, matig en slecht gedifferentieerde typen, die de voorlopers vormen van invasieve carcinomen met<br />
graad I, II, en III. Goed gedifferentieerd DCIS wordt herkend aan de micropapillaire of cribriforme<br />
architectuur met cellen met een vrij duidelijk kubisch of cilindrisch cytoplasma waardoor de kleine<br />
regelmatige ronde kernen elkaar niet overlappen. Er is weinig tot geen delingsactiviteit en apoptose, en er<br />
is hooguit minimale necrose. Slecht gedifferentieerd DCIS kenmerkt zich door vergrote, polymorfe kernen,<br />
evident aanwezige delingsactiviteit, apoptose, en vaak centrale necrose in overigens veelal solide epitheel<br />
[Holland, 1994]. Matig gedifferentieerd DCIS zit hier tussenin.<br />
Het is niet altijd gemakkelijk om hyperplastische cilindercellaesies van goed gedifferentieerd DCIS te<br />
onderscheiden [van de Vijver, 2003]. Vooral cilindercellaesies met atypie in een naaldbiopt lijken<br />
geassocieerd te zijn met DCIS in een navolgende resectie of in de follow-up [Verschuur-Maes AH, 2011].<br />
De WHO gebruikt voor deze laesies de term flat epithelial atypia.<br />
Over de minimale grootte van de laesie om van goed gedifferentieerd DCIS te spreken bestaat geen<br />
consensus. Uit praktische overwegingen kan voor volledig geëxcideerd goed gedifferentieerde DCIS met<br />
een geringe afmeting de term atypische ductale hyperplasie (ADH) gebruikt worden; arbitrair kan als<br />
maximale omvang 3 mm gekozen worden. Op basis van histogenetische gronden is er geen onderscheid<br />
te maken tussen goed gedifferentieerd DCIS en ADH. Bovendien is er grote interobservervariatie<br />
beschreven of een bepaalde laesie wel of niet geclassificeerd kan worden als ADH. Zie ook Beleid bij<br />
vrouwen met een niet eenduidig benigne laesie.<br />
In geval van DCIS is het niet mogelijk invasie met zekerheid uit te sluiten; DCIS zonder invasie is een<br />
diagnose per exclusionem. Voor de behandeling is het onderscheid puur DCIS en DCIS met invasief<br />
carcinoom van groot belang, vooral wat betreft de noodzaak tot okselstadiëring/behandeling. Uit een<br />
meta-analyse is gebleken dat DCIS patiënten met een positieve SWK nooit metastasen in andere<br />
okselklieren hebben. De WHO en TNM classificaties gebruiken een grens van 0,1 cm om micro-invasief<br />
carcinoom van macro-invasief te onderscheiden (pT1mic). Wat betreft de prognose en therapeutische<br />
consequenties (kans op okselkliermetastasen) is deze grens minder kritisch, en morfologisch niet goed<br />
toepasbaar; in veel gevallen van DCIS zijn de begrenzingen van ducten onscherp door reactieve fibrose en<br />
lymfocytaire infiltraten. Daarom wordt aangeraden invasie uitsluitend te diagnosticeren indien aan de<br />
volgende criteria worden voldaan:<br />
• een haard met de gebruikelijke morfologie van invasief carcinoom<br />
• de haard ligt buiten de losmazige periductale/lobulaire stromamanchet<br />
Uitsluiten van invasie vereist adequate sampling; laesies kleiner dan 4 cm dienen geheel te worden<br />
ingesloten en van uitgebreidere ten minste 10 blokken met de laesie, bij voorkeur op geleide van een<br />
specimen lamellogram. Soms wordt geen invasieve carcinoomhaard gevonden, terwijl er evidente<br />
tumorembolieën in vaten zijn (vooral bij invasief micropapillaire carcinomen). In die gevallen dient<br />
behandeling als bij invasief carcinoom te volgen.<br />
Beoordeling na neoadjuvante chemo- of endocriene therapie<br />
Aanbevelingen:<br />
Preparaten tot 30 gram moeten geheel worden ingesloten, van grotere preparaten moet op geleide van<br />
macroscopie en / of specimen lamellogram tenminste 1 coupe per cm tumor of tumorbed worden<br />
03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 96