Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
• tubulair adenoom;<br />
• benigne ductale hyperplasie;<br />
• scleroserende lobulaire hyperplasie;<br />
• fibro-cysteuze veranderingen;<br />
• ductectasieën;<br />
• apocriene metaplasie;<br />
• adenosis;<br />
• pseudoangiomateuze stromahyperplasie;<br />
• normaal of fibreus mammaweefsel.<br />
<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />
De volgende pathologische biopt-diagnosen kunnen niet als eenduidig benigne worden beschouwd:<br />
• flat epithelial atypia/cylindercellaesies;<br />
• atypische ductale hyperplasie;<br />
• atypische lobulaire hyperplasie en lobulair carcinoma in situ;<br />
• papillaire laesies;<br />
• radial scar/ complex scleroserende laesie;<br />
• phylloïdestumor.<br />
Bij niet-eenduidig benigne diagnose moet het beleid worden vastgesteld in het MDO. Het moet gebaseerd<br />
zijn op:<br />
• het aantal biopten en de mate van representativiteit, waarop de de pathologie-uitslag is gebaseerd;<br />
• de beeldvorming: o.a. de uitgebreidheid en de mate van suspectie van de microcalcificaties, de<br />
microcalcificaties op het specimenradiogram en hoeveel microcalcificaties zijn achtergebleven;<br />
• patiëntenfactoren: o.a. leeftijd, familiaire belasting, behandelingsvoorkeur, co-morbiditeit.<br />
Afhankelijk hiervan kan in het MDO gekozen worden tussen herhaling van de biopsie, diagnostische<br />
excisiebiopsie of mammografische controle. Routine controle met MRI is niet geïndiceerd.<br />
Literatuurbespreking:<br />
Na cytologie, waarbij geen specifieke diagnose wordt verkregen of waarbij een proliferatieve laesie of<br />
atypie wordt vermoed, moet alsnog histologie worden verkregen.<br />
De uitslag van een histologische biopsie moet steeds worden gecorreleerd aan de kliniek en de<br />
beeldvorming. Als sprake is van microcalcificaties is het voor de patholoog een vereiste, dat de<br />
microcalcificaties nauwkeurig zijn beschreven met passende BI-RADS eindcategorie [Burnside, 2007] en<br />
dat een specimenopname van de biopten is gemaakt (zie Verslaglegging m.b.t. BI-RADS). De accuratesse<br />
van de PA uitslag ten aanzien van de aanwezigheid van maligniteit neemt toe bij aanwezigheid van<br />
voldoende microcalcificaties: een maligne diagnose werd bij biopten waarin zich microcalcificaties<br />
bevonden slechts in 1% gemist, bij biopten waarin geen microcalcificaties te zien waren werd de diagnose<br />
in 11% gemist (p