22.09.2013 Views

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />

van de omvang van DCIS door MRI is belangrijk, omdat bij DCIS volledige verwijdering 100% genezing<br />

betekent.<br />

Schouten van der Velden (2009) analyseerde in een review 19 studies die de waarde van MRI bij DCIS<br />

behandelden. De sensitiviteit varieerde van 38 tot 100%, waarbij foutnegatieve bevindingen vaak<br />

laaggradig DCIS betroffen. MRI bleek beter dan mammografie de uitbreiding van DCIS aan te geven,<br />

hoewel veel overschatting voorkwam door de aanwezigheid van aankleurende benigne proliferatieve<br />

aandoeningen.<br />

Een bijzondere studie naar de waarde van MRI bij DCIS betreft de publicatie van Kuhl (2007). Zij<br />

onderzocht ruim 7.000 patiënten voor verschillende indicaties met zowel mammografie als MRI. De<br />

onderzoeken werden dubbelblind geëvalueerd. Er werden 167 gevallen van puur DCIS gevonden en deze<br />

waren het onderwerp van de studie. Opvallend in deze studie is de slechts matige sensitiviteit (56%) van<br />

mammografie en de significant hogere sensitiviteit van MRI (96%). MRI was vooral beter in de detectie van<br />

hooggradig DCIS.<br />

Ook in geval van een invasief carcinoom met een extensieve intraductale component (EIC) bleek MRI<br />

nauwkeuriger. Bij 30 tot 40% van de invasieve laesies is sprake van een EIC. Irradicaal verwijderd EIC is<br />

een belangrijke prognostische factor voor de kans op lokaal recidief, waarschijnlijk omdat bij deze patiënten<br />

aanzienlijk meer tumorweefsel achterblijft na lumpectomie [Holland (1), 1990; Holland (2), 1990; Voogd,<br />

2001].<br />

Invasief lobulair carcinoom<br />

De invasieve lobulaire carcinomen maken ongeveer 10% uit van alle mammacarcinomen, er zijn<br />

aanwijzingen dat hun incidentie toeneemt [Li, 2003]. Ze hebben vaker dan invasieve ductale carcinomen<br />

een diffuse groeiwijze, zonder microcalcificaties, waardoor het mammogram foutnegatief kan zijn [Arpino,<br />

2004; Berg, 2004]. Bij de infiltratief groeiende lobulaire carcinomen is er zowel met mammografie als met<br />

echografie vaak een onderschatting van de omvang [Mann (2), 2008]. Samenhangend hiermee is het feit<br />

dat bij mammasparende behandeling in geval van invasief lobulair carcinoom vaker positieve snijranden<br />

worden gezien dan bij invasief ductaal carcinoom [Dillon 2006, de Zeeuw 2009]. Er is echter nooit<br />

aangetoond dat het ILC leidt tot meer locaal recidieven, noch bij MST, noch bij GRM met radiotherapie<br />

[Diepenmaat, 2009]. Uit de review van Mann ((1), 2008) blijkt dat MRI beter dan mammografie en<br />

echografie de tumoruitbreiding weergeeft. Met MRI werden bovendien bij 32% van de patiënten extra<br />

ipsilaterale maligne laesies en bij 7% van de patiënten contralaterale laesies gezien. MRI veranderde het<br />

chirurgisch beleid in 28%.<br />

Relatie tot beoordeelbaarheid mammografie<br />

In de prospectieve trial van Sardanelli (2004) werd bij 90 patiënten, die een geplande mastectomie zouden<br />

ondergaan MRI vergeleken met mammografie. MRI bleek sensitiever ten aanzien van de detectie van<br />

multifocale en multicentrale laesies met een overall sensitiviteit van respectievelijk 81% en 60%. Echter in<br />

mammae met hoofdzakelijk vetweefsel bleek er geen significant verschil in sensitiviteit. Ook bij Berg (2004)<br />

en van Goethem (2004) was het verschil in sensitiviteit omgekeerd evenredig met de densiteit van het<br />

klierweefsel.<br />

Contralaterale laesies<br />

In de multicenter studie van Lehman (2007) werden bij 969 vrouwen met een recente diagnose van<br />

unilateraal mammacarcinoom 30 contralaterale tumoren (3%) gevonden, die klinisch en mammografisch<br />

occult waren. De review van Brennan (2009) laat zien dat bij vrouwen met recent gediagnosticeerd<br />

mammacarcinoom in 9,3% suspecte afwijkingen worden gezien in de contralaterale mamma, waarvan<br />

meer dan de helft foutpositief blijkt te zijn. Er werden 131 maligne laesies gevonden bij 3.253 vrouwen<br />

(4%). 35% van deze laesies betrof DCIS, 65% was invasief met een gemiddelde diameter van 9 mm.<br />

Hoewel de prognostische waarde van de detectie van deze laesies moeilijk is in te schatten, kan met<br />

gelijktijdige ontdekking van de contralaterale maligniteit de vrouw een tweede therapieronde bespaard<br />

blijven.<br />

Wat is het effect van preoperatieve MRI?<br />

De snelle introductie van de MRI is vooral het gevolg van de grote nauwkeurigheid met betrekking tot<br />

tumorgrootte, multifocaliteit en multicentriciteit en heeft ertoe geleid dat MRI steeds vaker toegevoegd<br />

wordt aan de preoperatieve work-up van patiënten die in aanmerking komen voor een mammasparende<br />

behandeling.<br />

Dit kan leiden tot verandering van het chirurgisch beleid, hetgeen betekent dat er een mastectomie in<br />

plaats van een lumpectomie wordt uitgevoerd, of een uitgebreidere lumpectomie dan wel een extra<br />

lumpectomie. Bij deze ontwikkeling worden kritische kanttekeningen geplaatst door Morrow (2004, 2006).<br />

03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 49

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!