Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Het beste moment van de mammareconstructie is niet bekend [Al-Ghazal, 2000; Gilliand, 1983; Rosato,<br />
1980]. Factoren die een rol spelen bij de besluitvorming om een primaire danwel secundaire reconstructie<br />
uit te voeren zijn het tumorstadium en de kans op postoperatieve radiotherapie [Christante, 2010]. Primaire<br />
of directe mammareconstructie moet bij voorkeur geadviseerd worden aan patiënten met een laag risico op<br />
postoperatieve radiotherapie. Primaire reconstructie leidt tot een beter cosmetisch resultaat omdat de huid<br />
van de mamma gespaard kan worden [Fishbacher, 2002]. Uit studies van geselecteerde patiënten komt<br />
naar voren dat patiënten zelf een directe reconstructie boven een secundaire prefereren [Al-Ghazal, 2000;<br />
Halpern, 1990].Ze ervaren dan minder ongemak en voelen zich mentaal beter [Al-Ghazal 2000;<br />
Rosenquist, 1984].Omdat het leven zonder mamma hen bespaard wordt, zijn ze meer tevreden met het<br />
uiteindelijke resultaat in vergelijking met patiënten die een secundaire reconstructie hebben gehad [Kroll,<br />
1997; Kroll, 1995].<br />
Conclusies:<br />
Niveau 3<br />
In een beschrijvend onderzoek is aangetoond dat vrouwen die direct aansluitend aan<br />
de mastectomie inclusief OKD een mammareconstructie ondergaan meer tevreden<br />
zijn met het esthetisch resultaat en een groter psychosociaal welbevinden tonen dan<br />
vrouwen die secundair een reconstructie ondergaan.<br />
C Fishbacher 2002, Al-Ghazal 2000, Kroll 1995, Kroll 1997<br />
Mammareconstructie en locoregionaal recidief<br />
Literatuurbespreking:<br />
Het is op grond van de beschikbare literatuur niet duidelijk of de incidentie van locoregionaal recidief<br />
gerelateerd is aan het moment van reconstructie (primair versus secundair) [Petit, 2008; Kroll, 1991;<br />
Johnson, 1998; Vaughan, 2007]. Mammareconstructie gaat gepaard met een acceptabele morbiditeit en<br />
beïnvloedt de detectie en nabehandeling van een recidief niet [Sandelin, 1998; Kroll, 1991; Vandeweyer,<br />
2001; Noone, 1994; Spiegel, 2003; Taylor, 1995]. De ontwikkeling van de oncologisch veilige<br />
mammasparende operaties en de verbeterde cosmetische resultaten leidden tot de opkomst van<br />
huidsparende mastectomie technieken. Het sparen van huid vergemakkelijkt de mammareconstructie<br />
doordat de huid envelop intact blijft en de inframammaire plooi beter kan worden hersteld.<br />
Op grond van beschrijvende studies wordt geconcludeerd dat de kans op een locoregionaal of systemisch<br />
recidief bij een huidsparende mastectomie gevolgd door een directe dan wel een uitgestelde reconstructie<br />
gelijk is aan die van een behandeling door middel van een conventionele mastectomie zonder reconstructie<br />
[Petit, 2008; Gerber, 2009; Sandelin, 1998; Kroll, 1997; Kroll, 1991]. Het maken van een post mastectomie<br />
mammogram van de gereconstrueerde mamma is niet zinvol en geeft zelfs verwarring als er enige<br />
vetweefselnecrose aanwezig is [Holmes, 1988].<br />
Conclusies:<br />
Niveau 3<br />
Niveau<br />
3<br />
<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />
Er zijn geen aanwijzingen dat primaire of secundaire mammareconstructie een hoger<br />
risico op recidief mammacarcinoom geeft.<br />
C Petit 2008, Gerber 2009, Kroll 1991, Johnson 1998, Taylor 1995, Vaughan<br />
2007<br />
Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat een huidsparende mastectomie gevolgd door een<br />
directe reconstructie leidt tot een verhoogde kans op een locoregionaal of systemisch recidief<br />
van het mammacarcinoom.<br />
C Kroll 1997, Sandelin 1998, Spiegel 2003, Petit 2008<br />
03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 77