Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Chemotherapie<br />
Literatuurbespreking:<br />
In de Early Breast Cancer Trialists Collaborative Group [EBCTCG, 2005] overview is aangetoond dat er<br />
voor stadium II mammacarcinoom een duidelijk overlevingsvoordeel is van adjuvante chemotherapie. Voor<br />
locoregionaal uitgebreide ziekte (stadium III) is dat niet apart uitgezocht, maar systemische chemotherapie<br />
wordt algemeen geaccepteerd voor dit ziektestadium. Een essentiële vraag is of neoadjuvante<br />
chemotherapie ten minste even effectief is als adjuvante chemotherapie. In een meta-analyse, werden<br />
negen fase III studies geïdentificeerd, waarbij in totaal ongeveer 4.000 patiënten waren gerandomiseerd<br />
voor dezelfde chemotherapie, neoadjuvant versus postoperatief adjuvant [Mauri, 2005]. In deze 9 studies<br />
werden eerste en tweede generatie chemotherapie schema’s gebruikt, soms in combinatie met endocriene<br />
therapie. In bijna alle studies werden patiënten ingesloten met een klinisch stadium T1-4N0-2. In deze<br />
meta-analyse werd er geen verschil gevonden in kans op overlijden, (RR 1,0; 95%CI 0,90-11,2), of<br />
ziekteprogressie (RR 0,99; 95%CI 0,91-1,07).<br />
Beleid bij afwezigheid van respons op neoadjuvante chemotherapie<br />
De responskans na neoadjuvante chemotherapie is 80-90% en het risico op progressie minder dan 5-10%<br />
[Kaufmann, 2006]. Bij progressie (RECIST > 20% toename in diameter) tijdens chemotherapie is het beleid<br />
niet duidelijk. Men zou ervoor kunnen kiezen om òf eerder over te gaan tot lokale behandeling òf te<br />
switchen naar een alternatieve, niet-kruisresistente chemotherapie.<br />
In de Gepartrio pilotstudie werden patiënten met een klinische response na twee kuren TAC neoadjuvante<br />
chemotherapie behandeld met nog vier TAC kuren. Patiënten die na twee kuren geen klinische respons<br />
hadden werden gerandomiseerd tussen nog 4 TAC kuren of switchen naar vinorelbine/capecitabine [von<br />
Minckwitz, 2005]. De patiënten met een klinische respons na twee kuren hadden in 23% van de gevallen<br />
een pCR. De klinisch niet-responders hadden in 7,3% van de gevallen een pCR bij doorgaan met TAC<br />
tegen 3,1% bij patiënten die al vroeg overgingen naar een niet-kruisresistent schema.<br />
Vinorelbine/capecitabine bleek minder effectief te zijn dan doorgaan met TAC bij patiënten met stabiele<br />
ziekte. Het lijkt dus niet wenselijk al na twee kuren te bepalen dat chemotherapie onvoldoende werkt.<br />
In de Aberdeen studie, werd bij de non-responders (stabiele ziekte of progressie) op tweedegeneratie<br />
anthracycline-bevattende neoadjuvante chemotherapie bij wijziging van therapie in docetaxel alsnog 55%<br />
klinische respons gezien. Ook de patiënten met een klinische respons op de anthracycline neoadjuvante<br />
chemotherapie hadden een verdubbeling van het pCR percentage (van 15% naar 31%) en een toename in<br />
vijfjaarsoverleving van 78% naar 93% na wijziging van de chemotherapie in docetaxel. In de grotere<br />
NSABP-B27 studie was er in de subgroep zónder klinische respons op AC chemotherapie geen voordeel<br />
van toevoeging van docetaxel, terwijl in patiënten mét een klinische respons de ziektevrije overleving wel<br />
significant verbeterde (HR 0,71) [Bear, 2006]. In een MD Anderson Cancer Centre (MDACC) studie werden<br />
106 patiënten met onvoldoende respons (resttumor bij operatie van meer dan 1 cm3) gerandomiseerd voor<br />
postoperatief voortzetten van het anthracycline bevattend neoadjuvante schema of overgaan naar een<br />
alternatief niet kruisresistent schema (vinorelbine, methotrexaat en 5-FU). Patiënten die met het<br />
alternatieve schema waren behandeld hadden een trend tot betere overleving [Thomas, 2004].<br />
Conclusies:<br />
Niveau 1<br />
Het neoadjuvant toedienen van eerste, tweede of derde generatie chemotherapie bij<br />
patiënten met een primair operabel of lokaal uitgebreid mammacarcinoom (cT1c-4 en<br />
cN0-2) geeft vergelijkbare ziektevrije en totale overleving als postoperatief toedienen<br />
van dezelfde therapie.<br />
A1 Mauri 2005, Mieog 2007<br />
A2 Bear 2006<br />
<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />
03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 127