22.09.2013 Views

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Diagnostiek<br />

Aanbevelingen:<br />

Neoadjuvante systemische therapie is geïndiceerd bij locoregionaal uitgebreid mammacarcinoom (stadium<br />

III).<br />

Neoadjuvante systemische therapie kan ook worden overwogen bij stadium II mammatumoren waarbij er<br />

ten tijde van diagnose al een indicatie bestaat voor systemische therapie en waarbij tumorverkleining is<br />

gewenst in verband met voorkeur voor MST.<br />

Randvoorwaarden voor start van neoadjuvante therapie<br />

Algemeen<br />

• overleg in het MDO<br />

• cTNM en behandelplan in het MDO vastleggen<br />

• voor start van de chemotherapie klinische beoordeling chirurg, radiotherapeut en oncoloog<br />

Diagnostiek mamma<br />

• histologisch biopt: bepalen van tumorgraad, hormoonreceptoren en HER2 amplificatie<br />

• nauwkeurig vastleggen van de initiële tumorgrootte en uitbreiding door middel van MRI (tenzij goed<br />

met mammografie en echografie te bepalen)<br />

• cT4 tumoren fotograferen om uitbreiding in de huid vast te leggen<br />

• onafhankelijk van de keuze mastectomie of MST een radio-opaque marker plaatsen<br />

Diagnostiek regionaal<br />

• okselklierstatus klinisch en echografisch vastleggen<br />

• indien cN1-3: cytologisch bevestigen<br />

• indien cN0: SWK-procedure bij voorkeur vóór neoadjuvante behandeling<br />

Screening op afstandsmetastasen<br />

<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />

• geïndiceerd bij stadium III mammacarcinoom<br />

• overwegen bij stadium II klinisch N+ mammacarcinoom<br />

Literatuurbespreking:<br />

Voor de eerste behandeling moet iedere patiënt met een mammacarcinoom in een Multi Disciplinair<br />

Overleg (MDO) worden besproken. Indien daarbij wordt geadviseerd tot neoadjuvante chemotherapie<br />

worden hogere eisen aan de diagnostiek vóór behandeling gesteld dan wanneer geadviseerd wordt tot<br />

primaire operatie. Na een primaire operatie volgen tumortype, grootte, graad, hormoongevoeligheid, HER2<br />

amplificatie, angioinvasie, radicaliteit van resectie en lymfklierpositiviteit uit de histologische diagnostiek<br />

van de operatiepreparaten (mastectomie of lumpectomie en SWK of OKD). Na neoadjuvante therapie kan<br />

een deel van deze informatie verloren gaan. Daarom moet vóór de behandeling een histologische<br />

diagnose gesteld worden met een dikke naaldbiopsie, waarbij ook de hormoonreceptoren, HER2-receptor<br />

en andere prognostische kenmerken kunnen worden geanalyseerd. De plaats, grootte en uitbreiding van<br />

de lokale tumor moet nauwkeurig worden vastgelegd, ook klinisch fotografisch, alsmede de eventuele<br />

aanwezigheid van additionele tumorhaarden. Dit kan het beste met MRI, tenzij dit betrouwbaar met<br />

mammografie en/of echografie is vast te stellen [Berg, 2004; Deurloo, 2005; Sardanelli, 2004]. De<br />

locoregionale behandelaren (chirurg, radiotherapeut en oncoloog) dienen vóór de behandeling begint de<br />

klinische uitgangssituatie te hebben gezien en bij voorkeur fotografisch hebben vastgelegd, om klinische<br />

respons adequaat te kunnen bepalen. Aangezien een (klinisch) complete remissie kan ontstaan moet<br />

voorafgaande aan de neoadjuvante behandeling de plaats van de tumor gemarkeerd worden met radio<br />

opaque markers, dit is zowel voor de chirurg als voor de patholoog van nut [Nadeem 2005, Oh 2007].<br />

Ook een goede klinische en radiologische vaststelling van de okselklierstatus, inclusief het niveau en het<br />

03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 125

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!