Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
neoadjuvante chemotherapie [Bear, 2006]. In de meta-analyses van neoadjuvante versus postoperatief<br />
adjuvante chemotherapie werd een significante afname in het aantal mastectomieën door gebruik van<br />
neoadjuvante chemotherapie gezien (absolute reductie 16,6%; 95%CI 15,1-18,1%) [Mieog, 2007].<br />
Het is de vraag in hoeverre de keuze voor MST in deze categorie patiënten de lokale controle nadelig<br />
beïnvloedt. In de meta-analyses werd een verhoogd risico op locoregionale recidieven gevonden bij<br />
gebruik van neoadjuvante chemotherapie (RR 1,22; 95%CI 1,04-1,43). Dit risico bleek alleen verhoogd in<br />
drie studies, waarin bij patiënten met een klinisch complete remissie [Mauriac,1999] de mamma niet werd<br />
geopereerd [Broët, 1999; Gazet, 2001; Scholl, 1994]. Het relatief risico in deze drie studies bedroeg 1,53<br />
(95%CI 1,17-2,00). In de resterende studies samen, waarin wel mammachirurgie plaatsvond, werd geen<br />
significant verhoogd risico gevonden (RR 1,10; 95%CI 0,87-1,38). De slechtere lokale controle na<br />
neoadjuvante chemotherapie lijkt dus te worden verklaard doordat macroscopische resttumor of zelfs de<br />
hoeveelheid tumor die bij een klinisch complete remissie nog achterblijft in de mamma teveel is om met<br />
radiotherapie alleen onder controle te krijgen. In een Franse serie van 165 patiënten met een cCR na<br />
neoadjuvante chemotherapie hadden 100 patiënten die met uitsluitend radiotherapie behandeld waren een<br />
trend tot slechtere locoregionale controle dan de 65 patiënten met cCR die een lumpectomie en<br />
radiotherapie kregen [Daveau, 2010]. Blijkbaar is dus zelfs bij een klinisch complete remissie een<br />
combinatie van chirurgie en radiotherapie nodig als locoregionale behandeling [Mauri, 2005; Mieog, 2007;<br />
Daveau, 2010]. Een mogelijke additionele verklaring voor de slechtere lokale controle na neoadjuvante<br />
chemotherapie is het uitstel van locoregionale behandeling [Huang, 2003].<br />
Bij de keuze voor mammasparende chirurgie gelden dezelfde overwegingen als bij primair chirurgische<br />
behandeling. Microcalcificaties diffuus door de mamma vormen een contra-indicatie omdat calcificaties niet<br />
zullen verdwijnen door de neoadjuvante therapie [Buchholz, 2003; Buchholz, 2008]. Ook multicentrische<br />
tumoren maken de keuze voor MST minder voor de hand liggend tenzij bij een goede response alle<br />
gemarkeerde oorspronkelijk tumor bevattende gebieden radicaal geëxcideerd kunnen worden. Indien een<br />
resectie meer dan focaal niet irradicaal is, is daarmee het risico op recidief verhoogd en wordt een<br />
reëxcisie geadviseerd.<br />
Op basis van een prognostische studie bij 340 patiënten die na neoadjuvante chemotherapie een MST<br />
ondergingen, ontwikkelden onderzoekers van het MDACC een prognostische index [Chen, 2005].<br />
Patiënten met twee of drie van de volgende factoren zouden volgens deze index een onacceptabel hoog<br />
recidiefrisico hebben (respectievelijk 12% en 18% na 5 jaar) indien na neoadjuvante chemotherapie<br />
mammasparend behandeld: cN2 of cN3, residuele pathologische tumor > 2cm, lymfangioinvasie of een<br />
multifocaal patroon van de residuele tumor. Er zijn ook enkele minpunten aan deze studie, de subgroep<br />
patiënten met meerdere factoren was klein. Positieve snijvlakken waren in deze studie zeer beperkt<br />
aanwezig zodat deze factor niet kon worden geanalyseerd. Patiënten in deze studie hadden een remissie<br />
van alle huidafwijkingen, hadden geen macroscopische tumorrest en geen restafwijkingen op het<br />
mammogram Het betrof dus een geselecteerde groep [Chen, 2005].<br />
De prognostische index werd gevalideerd op een andere dataset, te weten 815 patiënten die na<br />
neoadjuvante chemotherapie, chirurgie (MST of mastectomie met OKD) en radiotherapie hadden<br />
ondergaan [Huang, 2006]. Bij een score van 0/1 waren de tienjaars locoregionale recidieven laag voor<br />
zowel mastectomie met OKD als voor MST. Echter bij een score van 2 werden lagere locoregionale<br />
recidiefpercentages gevonden voor mastectomie met OKD vs. MST (12% versus 28%). Voor patiënten met<br />
score 3 of 4 werden zelfs na tien jaar recidiefpercentages gevonden van 19% na mastectomie met OKD vs.<br />
61% na MST. MST lijkt dus veilig, mits goed geselecteerd op basis van bovenstaande factoren.<br />
Conclusies:<br />
Niveau 1<br />
Niveau<br />
1<br />
Niveau 3<br />
Neoadjuvante chemotherapie leidt bij stadium II mammacarcinoom tot een toename in het aantal<br />
mammasparende behandelingen.<br />
A1 Mauri 2005, Mieog 2007<br />
In studies waarin bij een goede respons op neoadjuvante chemotherapie werd afgezien van<br />
lokale chirurgie, was het risico op locoregionale recidieven hoger dan wanneer wel lokale<br />
chirurgie plaatsvond.<br />
A1 Mauri 2005, Mieog 2007<br />
<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />
03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 131