Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Mammacarcinoom</strong> bij de man<br />
Literatuurbespreking:<br />
Ongeveer 0,6% van alle mammacarcinomen komt voor bij de man. De carcinoomincidentie is laag, maar in<br />
de laatste 25 jaar wel gestegen van 0,57 in 1989 tot 1,06 per 100.000 in 2009. In 2009 is in Nederland bij<br />
106 mannen deze diagnose gesteld. Gepredisponeerd zijn mannen die bekend zijn met een genmutatie,<br />
waarbij vooral het BRCA2 gen voor een verhoogde kans zorgt. Ook treedt het op bij M. Cowden. Maar<br />
zelfs bij deze familiaire belasting, waardoor de RR stijgt met 2-4, is screening bij mannen niet geïndiceerd.<br />
Bekende overige risicofactoren zijn het syndroom van Klinefelter, verkregen of endogene<br />
hyperoestrogenisme en bestraling van de thorax in de voorgeschiedenis, zoals bijvoorbeeld bij M.Hodgkin.<br />
De gemiddelde leeftijd bedraagt 67 jaar, 7 jaar hoger dan bij vrouwen. In vergelijking met<br />
mammacarcinoom bij vrouwen is mammacarcinoom bij mannen vaker laaggradig en oestrogeenreceptor<br />
positief [Anderson, 2010]. Bij de zeer lage incidentie ontbreken prospectieve gerandomiseerde studies bij<br />
mannen met mammacarcinoom [Korde, 2010; Ottini ,2010].<br />
Diagnostiek<br />
Literatuurbespreking:<br />
Er zijn geen prospectieve studies verricht naar mammadiagnostiek bij mannen. Chen (2006) over<br />
beeldvormende techniek en Giordano (2005) over de epidemiologie, diagnostiek en behandeling. Een<br />
carcinoom presenteert zich vrijwel altijd als een excentrische, palpabele afwijking en toont sneller dan bij<br />
vrouwen tepel- of huidintrekking. De diagnostiek is conform die bij vrouwen: mammografie, bij onduidelijke<br />
bevindingen aangevuld met echografie en punctie. Alle histologische varianten van het mammacarcinoom<br />
kunnen voorkomen [Jepson, 1998], maar meestal is sprake van invasief ductaal carcinoom, zich<br />
presenterend als een excentrisch gelegen massa met uitlopers. Microcalcificaties zijn veel zeldzamer dan<br />
bij vrouwen, cysten bij mannen zijn vaker complex ten gevolge van intracysteuze papillaire proliferatie.<br />
De meest voorkomende differentiaal diagnose van een palpabele, veelal pijnlijke, retromamillaire zwelling<br />
is de gynaecomastie, in tegenstelling tot het carcinoom centraal retromamillair gelegen en meestal<br />
bilateraal. Het mammografisch beeld is diagnostisch: nodulair bij kort bestaande gynaecomastie (minder<br />
dan 1 jaar) en dendritisch of vettig geïnfiltreerd bij langer bestaande gynaecomastie. Gynaecomastie kan<br />
ook echografisch worden vastgesteld, maar het is moeilijker hiermee maligniteit uit te sluiten. Er is geen<br />
duidelijke relatie vastgesteld tussen gynaecomastie en mammacarcinoom, wel tussen gynaecomastie en<br />
een verstoorde ratio tussen oestrogeen en testosteronspiegels. Een klinisch beeld van gynaecomastie is<br />
daarom geen indicatie voor beeldvormende techniek bij mannen, jonger dan 30 jaar.<br />
De aanleiding voor de beeldvorming bij verdenking op gynaecomastie is vaak de asymmetrische<br />
presentatie en de pijnlijkheid van de retromamillaire zwelling. Bij oudere mannen dient maligniteit te worden<br />
uitgesloten. Bilaterale mammografie is het onderzoek van keuze om de diagnose gynaecomastie te stellen,<br />
vaak kan worden volstaan met MLO-opnamen. Het is een benigne afwijking, en kan derhalve worden<br />
geclassificeerd als BI-RADS 2 (benigne).<br />
Primaire behandeling<br />
Literatuurbespreking:<br />
De behandeling van het mammacarcinoom bij de man is afgeleid van het beleid bij de vrouw [Margaria,<br />
2000]. De SWK-procedure lijkt ook bij mannen veilig en betrouwbaar [Gentilini, 2007; Flynn, 2008]. Gepleit<br />
wordt voor optimale locoregionale therapie, waarbij zowel een MST als een mastectomie met<br />
SWK-procedure te overwegen zijn. Postoperatieve bestraling na mastectomie moet altijd overwogen<br />
worden omdat de marges in verband met de anatomisch kleinere mamma beperkter zijn [Kamila, 2007].<br />
Er zijn geen gerandomiseerde studies naar het effect van adjuvante systemische therapie bij de man.<br />
Adjuvante systemische therapie wordt geadviseerd conform het beleid bij de premenopauzale vrouw ouder<br />
dan 35 jaar. Er is onvoldoende ervaring met de behandeling van het mammacarcinoom bij de man met<br />
aromataseremmers. In theorie zou deze behandeling onvoldoende effectief kunnen zijn omdat de productie<br />
van oestradiol door de testes (ongeveer 20% van de hoeveelheid circulerende oestrogenen)<br />
aromatase-onafhankelijk is [Volm, 2003]. Als adjuvante hormonale therapie wordt derhalve tamoxifen en<br />
03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 156