Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />
Door het onderzoek naar het genetische profiel van de tumor is duidelijk geworden dat deze<br />
hormoongevoelige mammacarcinomen tot een heterogene groep behoren waarvan het spectrum reikt van<br />
zeer laagrisico, waarvoor chemotherapie niet zinvol is, tot een duidelijk verhoogd risico op recidief hetgeen<br />
behandeling met chemotherapie rechtvaardigt [Soteriou, 2009; Bonnefoi, 2009; Albain, 2009; Albain, 2010].<br />
Conventionele adjuvante en neoadjuvante chemotherapie is naast adequate hormonale behandeling van<br />
beperkte betekenis bij patiënten met hormoongevoelige tumoren. De bijdrage van chemotherapie neemt af<br />
met de leeftijd. Derde generatie chemotherapieschema’s lijken effectiever. Er is een aangetoonde<br />
omgekeerde correlatie tussen het effect van (neo-)adjuvante chemotherapie en de hormoongevoeligheid.<br />
Echter, binnen de hormonaalgevoelige groep is geen afkapwaarde van de receptoractiviteit bekend op<br />
grond waarvan chemotherapie wel of niet moet worden geadviseerd.<br />
Op grond van andere factoren (zoals zeer lage concentratie hormoonreceptoren, leeftijd, conditie,<br />
contra-indicaties, gradering, HER2 etc.) kan een indicatie voor (neo-)adjuvante behandeling met<br />
chemotherapie worden versterkt of verzwakt. Indien hiervoor wordt gekozen heeft een derde generatie<br />
schema de voorkeur.<br />
Adjuvante chemotherapie bij de oudere patiënt<br />
Over het effect van adjuvante chemotherapie bij patiënten van 70 jaar of ouder is nog weinig bekend. Twee<br />
gerandomiseerde studies onderzochten het effect van adjuvant chemotherapie bij patiënten van 65 jaar en<br />
ouder [Fargeot, 2004; Muss, 2009]. In de studie van Fargeot werd gerandomiseerd tussen behandeling<br />
met tamoxifen met en zonder 6 kuren wekelijks epirubicine, en in de Amerikaanse studie werden de<br />
patiënten in de controle arm behandeld met 6 kuren CMF (klassiek) of 4 kuren AC in vergelijking met 6<br />
kuren capecitabine in de experimentele arm. Epirubicine toevoeging aan tamoxifen resulteerde in een<br />
6-jaar ziektevrije- overlevingswinst van 3,3%, maar geen winst in overleving. Klassiek CMF en AC<br />
resulteerden in een significant betere (ziektevrije-) overleving na 3 jaar in vergelijking met capecitabine met<br />
name bij de patiënten met een tumor met negatieve hormoonreceptoren. Toxiciteit was beperkt in de<br />
wekelijks epirubicine groep maar aanzienlijk in de CMF behandelde groep wat resulteerde in het feit dat<br />
slechts 62% van de patiënten de geplande 6 kuren ontvingen.<br />
Optimale duur adjuvanteanthracycline-bevattende chemotherapie<br />
Hoewel anthracycline-bevattende schema’s tot de standaard adjuvante chemotherapie worden gerekend,<br />
is nog onvoldoende onderzocht wat de optimale duur en dosering is van deze behandeling. Indirecte<br />
gegevens suggereren dat 6-9 cycli anthracycline-bevattende chemotherapie effectiever is dan 4 cycli. De<br />
argumenten hiervoor zijn:<br />
• De meta-analyse van 2005 toont dat het weglaten van de data van de 4 studies waarin 4 of minder<br />
cycli AC of EC (C: cyclophosphamide, A: doxorubicine, E: epirubicine) werden gegeven resulteert<br />
in een toename in de winst in overleving door anthracycline-bevattende chemotherapie t.o.v. niet<br />
anthracycline-bevattende chemotherapie. Behandeling met 6 tot 9 cycli anthracycline-bevattende<br />
chemotherapie resulteert in ongeveer 25% jaarlijkse reductie van het RR op overlijden ten opzichte<br />
van de CMF regimes [EBCTCG, 2005].<br />
• Drie studies waarin 4 cycli AC/EC werden vergeleken met 6 cycli klassiek CMF toonden<br />
vergelijkbare uitkomsten [Fisher, 1990; Fisher, 2001; Galligioni 2000], terwijl 6 cycli CE120F<br />
effectiever bleken dan 6 cycli klassiek CMF [Levine, 2005].<br />
• Zes cycli FEC resulteerden in een betere overleving dan 3 cycli FEC bij premenopauzale patiënten<br />
met een N+ mammacarcinoom [Fumoleau 2003].<br />
Op grond van deze argumenten wordt algemeen geaccepteerd dat 6 cycli intraveneus FAC/CAF of<br />
FEC/CEF beschouwd worden als de standaard adjuvante anthracycline-bevattende chemotherapie.<br />
Optimale dosis adjuvanteanthracycline-bevattende chemotherapie<br />
Dosisescalatie<br />
Zeven studies onderzochten het effect van dosisescalatie van doxorubicine, cyclophosphamide en<br />
epirubicine als adjuvante chemotherapie [Galligioni, 2000; Levine, 2005; Henderson, 2003; Budman, 1998;<br />
Fisher, 1997; Fisher, 1999; Piccart, 2001; FASG, 2001; Bonneterre, 2005]. In de CALGB 9344 studie<br />
resulteerde behandeling met een hogere dan standaarddosis doxorubicine (60 mg/m2), gedurende 4<br />
kuren, niet in een betere overleving [Henderson, 2003]. In de CALGB 8541 bleek behandeling met een<br />
cumulatieve dosis doxorubicine lager dan 240 mg/m2 wel minder effectief [Budman, 1998]. Dosisescalatie<br />
van cyclophosphamide resulteerde in de NSABP B-22 en B-25 studie niet in een betere overleving,<br />
behalve voor de subgroep van vrouwen onder de 50 jaar met minstens 4 tumorpositieve okselklieren<br />
03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 109