Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Neoadjuvante hormonale therapie<br />
Literatuurbespreking:<br />
Adjuvante hormonale therapie verbetert de overleving bij zowel stadium II als stadium III<br />
mammacarcinoom, althans indien de tumor een positieve oestrogeen receptor en/of progesteron receptor<br />
heeft [EBCTCG, 2005]. Er is minder bekend over de waarde van hormonale therapie in de neoaduvante<br />
setting. Studies die preoperatieve met postoperatieve hormonale therapie vergelijken zijn niet verricht.<br />
Hierbij moet worden opgemerkt dat neoadjuvante hormonale therapie, althans bij responders, wordt<br />
toegevoegd aan de standaard adjuvante hormonale therapie in tegenstelling tot chemotherapie.<br />
Er zijn een aantal studies verricht met neoadjuvante hormonale therapie vooral bij postmenopauzale<br />
patiënten. In enkele fase II studies werden klinische responspercentages tussen 35 en 60% gevonden,<br />
maar lage pathologisch complete response percentages [Ellis, 2001; Mlineritsch 2008; Takei, 2008]. Eén<br />
fase II studie randomiseerde 180 patiënten tussen neoadjuvante exemestane, neoadjuvante anastrozol en<br />
neoadjuvante chemotherapie en vond geen verschil in objectieve respons kans (64%) pathologische<br />
responskans (3 vs. 6%) en de mogelijkheid tot mammasparende chirurgie tussen de hormonale therapie<br />
en chemotherapie [Semiglazov, 2007]. Enkele studies randomiseerden tussen tamoxifen en een<br />
aromataseremmer. In de gerandomiseerde IMPACT studie werd geen significant verschil in responskans<br />
gezien tussen tamoxifen en aromataseremmer [Smith, 2005]. In twee andere gerandomiseerde studies, de<br />
Letrozole P024 studie en de veel grotere PROACT studie, bleek een aromataseremmer een iets beter<br />
responspercentage te hebben dan tamoxifen [Eierman, 2001; Cataliotti, 2006]. In de laatste studie,<br />
waaraan 451 patiënten deelnamen werd gelijktijdige chemotherapie toegestaan en gegeven bij 44% van de<br />
patiënten. De responsepercentages waren vergelijkbaar voor de patiënten die alléén hormonale therapie,<br />
of gecombineerde therapie hadden gehad. Net als bij neoadjuvante chemotherapie wordt bij alle studies<br />
melding gemaakt van resectabiliteit waar dit aanvankelijk niet mogelijk leek en/of van mammasparende<br />
chirurgie terwijl tevoren een mastectomie gepland was.<br />
Conclusies:<br />
Niveau 3<br />
<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />
Er zijn geen gerandomiseerde onderzoeken die neoadjuvante hormonale therapie<br />
vergelijken met dezelfde hormonale behandeling postoperatief.<br />
Bij hormoonreceptorpositieve tumoren lijkt neoadjuvante hormonale therapie net als<br />
chemotherapie een mogelijkheid tot downstaging te geven, met een verbeterde<br />
kans op radicale chirurgie bij stadium III of MST waar aanvankelijk mastectomie<br />
nodig leek.<br />
Vergelijking van het responspercentage tussen neoadjuvant tamoxifen en<br />
aromataseremmer valt uit in het voordeel van de aromataseremmer bij<br />
postmenopauzale patiënten.<br />
B Eierman 2001, Smith 2005, Cataliotti 2006, Semiglazov 2007<br />
C Ellis 2001, Mlineritsch 2008, Takei 2008<br />
Overwegingen:<br />
Bij veel patiënten met een indicatie voor adjuvante hormonale therapie bestaat tevens een indicatie voor<br />
chemotherapie. Indien wegens irresectabiliteit van de locoregionale ziekte of ten behoeve van downstaging<br />
om beter mammasparend te kunnen behandelen wordt gekozen voor de neoadjuvante opzet ligt het voor<br />
de hand te kiezen voor de therapie met de beste responsepercentages. Chemotherapie lijkt betere<br />
pathologische responsepercentages te laten zien dan neoadjuvante hormonale therapie. Hoewel de<br />
vergelijkbare responspercentages in de gerandomiseerde fase twee trial van Semiglazov (2007) in dit<br />
kader intrigerend zijn en hoewel door sommigen gesuggereerd wordt dat de responspercentages van<br />
hormoonreceptorpositieve, HER2-negatieve tumoren na chemotherapie slechter zouden zijn dan na<br />
hormonale therapie, is er voorlopig onvoldoende evidence om een positieve keuze voor neoadjuvante<br />
hormonale therapie te maken [Iwata, 2010]. Bij oude en kwetsbare patiënten lijkt neoadjuvante hormonale<br />
therapie een goede mogelijkheid. De optimale duur van neoadjuvante hormonale therapie is niet duidelijk<br />
(de meeste studies rapporteren 3 tot 6 maanden of meer). Ziekteregressie treedt langzaam op. Men moet<br />
03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 128