Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
aantal suspecte lymfklieren vóór de aanvang van de chemotherapie is essentieel. Het klinisch of<br />
echografisch vermoeden op okselkliermetastasen moet voor behandeling middels punctie worden<br />
bevestigd. Een SWK-procedure ná neoadjuvante chemotherapie lijkt minder betrouwbaar.[Xing 2006]<br />
verrichtte een meta-analyse van 21 studies, waarbij 1.273 patiënten ná neoadjuvante chemotherapie een<br />
SWK-procedure ondergingen, en vond een identificatiepercentage van 90% en een foutnegatief<br />
percentage van 12%. Een belangrijk deel van de patiënten in deze studies had initieel een cT1-2N0<br />
stadium. Een kleine retrospectieve studie bij patiënten met vóór de chemotherapie een cytologisch<br />
gedocumenteerde okselkliermetastasering en na de chemotherapie klinisch negatieve oksel toonde een<br />
zeer hoog foutnegatief percentage van SWK van 25% [Shen, 2007]. Een recentere meta-analyse<br />
bevestigde dat na neoadjuvante chemotherapie met name de negatief voorspellende waardevan een<br />
SWK-procedure laag is [Van Deurzen 2009]. Daarentegen werd in de NSABP-B27 studie geen verschil in<br />
betrouwbaarheid van de SWK na neoadjuvante therapie gevonden voor patiënten met initieel cN0 versus<br />
cN+ mammacarcinoom [Mamounas, 2005]. Bij klinisch en radiologisch kliernegatieve tumoren wordt<br />
daarom vóór de chemotherapie een SWK-procedure geadviseerd voor optimale duidelijkheid.<br />
Conclusies:<br />
Niveau<br />
2<br />
Niveau 3<br />
Met een SWK-procedure na neoadjuvante chemotherapie worden circa 88-89% van de patiënten<br />
met positieve lymfklieren bij primair resectabel mammacarcinoom herkend (foutnegatief<br />
percentage 11-12%).<br />
B Xing 2006, Van Deurzen 2009<br />
Bij patiënten met initieel een T1-2N+ classificatie lijkt een SWK-procedure na<br />
chemotherapie minder betrouwbaar in het vaststellen van downstaging.<br />
C Mamounas 2005, Shen 2007<br />
Overwegingen:<br />
Bij stadium III mammacarcinoom is de kans op synchrone afstandsmetastasering groter dan bij een<br />
vroeger stadium [Samant, 1999; Ciatto, 1988; Norum, 2000]. Derhalve wordt in deze situatie (stadium III)<br />
een stadiëringsonderzoek ter uitsluiting van synchrone afstandsmetastasering aanbevolen. Zowel<br />
conventioneel stadiëringsonderzoek, als FDG-PET-CT, kan overwogen worden. Het voordeel van<br />
FDG-PET is de hoge specificiteit bij stadiëring van de oksel en andere regionale kliergebieden, waardoor<br />
locoregionale uitbreiding beter in kaart kan worden gebracht. Aangezien er vóór neoadjuvante behandeling<br />
geen informatie bestaat over het aantal positieve regionale klieren en dit aantal ook na neoadjuvante<br />
behandeling niet betrouwbaar is vast te stellen, is ook bij stadium II - vooral indien sprake is van klinisch<br />
positieve klieren - een stadiëringsonderzoek door middel van FDG-PET-CT te overwegen.<br />
Bij het bestaan van synchrone metastasen op afstand moeten de multidisciplinaire behandelingskeuzes,<br />
afhankelijk van de aard en prognostische betekenis van de locoregionale situatie en de<br />
afstandsmetastasen, op individuele basis gemaakt worden. Dit hoofdstuk concentreert zich op stadium II of<br />
III mammacarcinoom, dus zonder manifeste metastasen op afstand.<br />
Neoadjuvante systemische therapie<br />
Literatuurbespreking:<br />
Dit hoofdstuk is onderverdeeld in de onderdelen:<br />
• Chemotherapie<br />
• Neoadjuvante hormonale therapie<br />
• Neoadjuvant trastuzumab<br />
<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />
03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 126