22.09.2013 Views

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Wel of geen autologe reconstructie?<br />

Literatuurbespreking:<br />

De keuze tussen een subpectoraal geplaatste prothese en autoloog weefsel bij een reconstructie is<br />

afhankelijk van de kwaliteit en vascularisatie van de overliggende huid overgebleven na de mamma<br />

mastectomie, de vorm en grootte van de mamma en de voorkeur en verwachting van de patiënte. Wanneer<br />

de huid van onvoldoende kwaliteit is zal er huid moeten worden toegevoegd om genoeg volume te kunnen<br />

verkrijgen. In dat geval zal eerder gekozen worden voor het gebruik van eigen weefsel. De mate van<br />

tevredenheid van de patiënte is op termijn groter met de autologe methode dan met de prothese methode,<br />

ook al geeft deze eerste methode vaak meer littekens en een aanvankelijk grotere morbiditeit. De structuur<br />

van eigen weefsel is beter dan die van lichaamsvreemd materiaal. Overigens valt het op dat patiënten<br />

doorgaans tevreden zijn met het resultaat van wat voor reconstructie dan ook, zolang ze zelf achter hun<br />

beslissing staan [Spear, 2000; Alderman, 2000].<br />

Siliconenprothesen<br />

Sinds 1962 worden siliconen mammaprothesen gebruikt voor cosmetische en reconstructieve chirurgie.<br />

Deze prothesen zijn onderwerp van discussie geweest, zowel wat betreft mogelijke systemische, als<br />

locoregionale complicaties. De locoregionale complicaties na siliconenimplantatie zoals kapselcontractuur<br />

en wondinfectie zijn van belang bij de keuze voor een methode van mammareconstructie. De kans op<br />

complicaties neemt toe bij roken, obesitas en hogere leeftijd ten tijde van de implantatie [Spear, 2000;<br />

Handel, 1995]. Er is geen causale relatie gevonden tussen geïmplanteerde siliconen en de aan siliconen<br />

geweten systemische klachten [McLaughlin, 2007; Noone, 1997; Nyren, 1998].<br />

Conclusies:<br />

Niveau 3<br />

Er is geen causale relatie aangetoond tussen geïmplanteerde siliconen en het<br />

optreden van systemische syndromen.<br />

B McLaughlin 2007<br />

C Noone 1997, Nyren 1998<br />

Mammareconstructie en radiotherapie<br />

Literatuurbespreking:<br />

Complicaties na mammareconstructie met een subpectoraal geplaatste prothese ontstaan vaker bij<br />

bestraalde patiënten dan bij niet-bestraalde patiënten [Berry, 2010; Christante, 2010; Jugendburg, 2007].<br />

Postoperatieve radiotherapie kan echter ook het cosmetisch resultaat van een directe reconstructie,<br />

verricht met behulp van autoloog weefsel, negatief beïnvloeden [Tran, 2001; Javaid, 2004]. Patiënten<br />

moeten hieromtrent worden geïnformeerd. De verhoogde kans op complicaties is geen reden om uit<br />

voorzorg de prothese te verwijderen wanneer radiotherapie van de thoraxwand moet worden gegeven<br />

[Contant, 2000; Berry, 2010]. De tendens wereldwijd is echter wel om bij een verhoogde kans op<br />

postoperatieve radiotherapie geen directe mammareconstructie te verrichten vanwege de vergrote kans op<br />

complicaties en de slechtere cosmetische resultaten [Javaid, 2004; Recht, 2001; Kronowitz, 2004; Berry,<br />

2010].<br />

Conclusies:<br />

Niveau 3<br />

<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />

Radiotherapie geeft significant meer complicaties bij een mammareconstructie.<br />

C Christante 2010, Berry 2010, Jugendburg 2007<br />

03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 78

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!