Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />
de specifieke klacht. HST is overigens in combinatie met tamoxifen niet effectief in het beteugelen van<br />
menopauzale klachten. Het gebruik van niet hormonale alternatieve medicatie is effectief en veelbelovend:<br />
serotonine heropnameremmers (SSRI’s: venlafaxine (low dose 37,5-75 mg), paroxetine en fluoxetine) of<br />
GABA (low dose 300-900 mg).<br />
Er werd een Cochrane review uitgevoerd van 16 gerandomiseerde studies, waaruit blijkt dat clonidine,<br />
gabapentine en bepaalde antidepressiva effectief lijken om de frequentie en ernst van opvliegers te<br />
verminderen. Echter, de resultaten kunnen een overschatting zijn door hoge uitval van patiënten in de<br />
studies [Rada, 2010]. In combinatie met tamoxifen moet gebruik van paroxetine en fluoxetine vermeden<br />
worden.<br />
Slijmvliesproblemen kunnen locaal behandeld worden met niet hormonale vochtinbrengende crèmes en<br />
glijmiddel (KY gel, Hyaluronzuur, estriol crème kortdurend). Als een jonge vrouw na een doorgemaakt<br />
mammacarcinoom hormonale therapie krijgt en zwanger wil worden, kan dit de hormonale therapie<br />
doorkruisen.<br />
Preventie van botverlies en osteoporose<br />
De richtlijn osteoporose en fractuurpreventie [CBO, 2010] beschrijft risicofactoren voor de aanwezigheid<br />
van osteopenie, osteoporose en daarmede samenhangende fracturen. Een samenvatting van de aspecten<br />
die van belang zijn bij patiënten die behandeld worden voor een mammacarcinoom wordt hieronder<br />
weergegeven.<br />
Hormonale therapie en osteoporose<br />
Bij vrouwen met mammacarcinoom kunnen vooral hormonale effecten van adjuvante behandeling de kans<br />
op botverlies vergroten. Dit komt door (toegenomen) depletie van oestrogenen, van belang voor een<br />
optimale conditie van trabeculair- en in mindere mate corticaal bot. Vervroegde (tijdelijke) uitval van de<br />
ovariële functie door ovariectomie, LHRH analogen of ten gevolge van chemotherapie leidt tot een afname<br />
van de botmineraaldichtheid (BMD) van 4-10% gedurende de eerste jaren [Bruning, 1990; Delmas, 1997;<br />
Saarto, 1997; Shapiro, 2001; Greenspan, 2007; Gnant, 2008, Hershman 2010]. Na terugkeer van de<br />
menstruele cyclus herstelt de botdichtheid zich weer (deels) [Gnant, 2008]. Bij gebruik van<br />
aromataseremmers bij postmenopauzale vrouwen is de kans op extra botverlies en fracturen significant<br />
hoger dan bij gebruik van tamoxifen of placebo [Coleman, 2007; Perez, 2006; Eastell, 2006; Confravreux,<br />
2007; Forbes, 2009; Rabaglio, 2009]. Daarentegen is het effect van selectieve estrogeenreceptor<br />
modulatoren (SERM's) op het botmetabolisme minder eenduidig: bij premenopauzale vrouwen wordt door<br />
tamoxifen beperkt (tot 4% na 3 jaren) botverlies geïnduceerd [Powels, 1996; Vehmanen, 2006]. Bij gebruik<br />
van een LHRH analoog plus tamoxifen is het botverlies (-11,6% na 3 jaren) kleiner dan tijdens de<br />
combinatie LHRH en aromataseremmer (-14% na 3 jaren) [Gnant, 2008]. Bij postmenopauzale vrouwen<br />
hebben de meeste SERM's een beschermend effect op het bot met ook een reductie in de kans op<br />
heupfracturen [Powles, 1996; Vehmanen, 2006, Vestergaard, 2008, Cooke 2008].<br />
Maatregelen voor patiënten met een verhoogd risico op botverlies en fracturen betreffen een advies voor<br />
voldoende lichaamsbeweging [Schwartz, 2007; Martyn-St James, 2008] en voldoende inname van calcium<br />
en vitamine D. Daarnaast kunnen medicamenteuze interventies aan de orde komen. Toediening van<br />
zoledronaat aan patiënten die werden behandeld met LHRH analogen plus tamoxifen of anastrozol kan het<br />
vastgestelde botverlies als gevolg van de endocriene behandeling (maximaal ruim 1 SD in T score (10%<br />
verlies) na 3 jaren) voorkomen [Gnant, 2008; Hershman, 2010]. Greenspan (2007) vond bij een kleine<br />
groep patiënten (n=87) dat behandeling met risedronaat botverlies als gevolg van door chemotherapie<br />
geïnduceerde uitval van de ovariële functie significant verminderde. Bisfosfonaten zijn bewezen effectief bij<br />
de preventie van botverlies tijdens gebruik van aromataseremmers bij postmenopauzale vrouwen zoals<br />
aangetoond door Confravreux met risedronaat (2007), Brufsky met zoledronaat (2008), en Lester met<br />
ibandronaat (2008). Maar de effecten van bisfosfonaten op preventie van fracturen bij patiënten met<br />
mammacarcinoom zijn minder eenduidig. Valachis (2010) vond in een meta analyse van 14<br />
gerandomiseerde trials dat behandeling met bisfosfonaten bij patiënten die adjuvante hormonale therapie<br />
kregen niet leidde tot een significante reductie van fracturen.<br />
Denosumab remt de door ligand geactiveerde Receptor Activator van de Nucleaire factor Kappa B<br />
(RANK-L) op (pre-)osteoclasten, en daarmede de osteoclasten activiteit en botverlies. Bij postmenopauzale<br />
vrouwen met osteoporose of met een botdichtheid van T -1 tot < T -2,5 en gebruik van aromataseremmers<br />
nam tijdens gebruik van denosumab, 60 mg s.c. per half jaar, de botdichtheid in de wervelkolom of<br />
daarbuiten statistisch significant toe met 7-9% respectievelijk 3-6% [Ellis, 2008; Smith, 2009; Cummings,<br />
2009]. Daarbij daalde bij het aantal fracturen met ongeveer 70% [Smith, 2009; Cummings, 2009]. De<br />
registratie voor denosumab betreft vrouwen met osteoporose en ook postmenopauzale vrouwen die<br />
aromataseremmers gebruiken. Denosumab is dus een alternatief voor bisfosfonaten, zeker indien<br />
daartegen contra-indicaties of andere beperkingen bestaan. Een belangrijk bezwaar is nog dat mogelijke<br />
03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 179