22.09.2013 Views

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

onderzoek of door mammografie. Andere series vonden dat het percentage recidieven dat door de<br />

mammografie alleen ontdekt wordt na MST tussen de 15% en 42% ligt [Grosse,1997; Rutgers, 1989;<br />

Montgomery, 2007]. Daarbij vond Montgomery dat in de oudere studies (voor 2000) slechts 15% door<br />

mammografie werd ontdekt en 46% door routine lichamelijk onderzoek. Door verbeterde mammografische<br />

technieken lagen deze verhoudingen in de nieuwere studies (na 2000) andersom: daar werd 40% ontdekt<br />

door mammografie en slechts 15% door routine lichamelijk onderzoek. De auteurs concludeerden dat er<br />

geen bewijs is dat routine lichamelijk onderzoek tot een overlevingsvoordeel leidt. Ook andere studies<br />

hebben laten zien dat de bijdrage van het lichamelijk onderzoek door de arts een dalende tendens heeft<br />

[Drew, 1998; Kramer, 1998]. Een studie van Lu (2010) liet echter zien dat het bij vrouwen onder de 60<br />

mogelijk kan leiden tot een eerder opsporen van een recidief, er kon echter niet aangetoond worden of dit<br />

ook leidde tot een betere overleving. 30 tot 40% van de potentieel behandelbare recidieven wordt door de<br />

patiënt zelf bemerkt, ondanks het feit dat na MST het lichamelijk onderzoek van de mamma problematisch<br />

kan zijn als gevolg van littekenretractie of bestraling [Montgomery, 2007].<br />

Samengevat wordt met de huidige kwaliteit mammografie ongeveer 40% van de recidieven door de<br />

mammografie opgespoord, ongeveer 40-50% wordt door de patiënt zelf bemerkt, en 10-20% door<br />

periodiek lichamelijk onderzoek. Een meta-analyse heeft laten zien dat het vroeg ontdekken van een<br />

recidief bij een asymptomatische patiënt tot een betere overleving leidt. Bij dit vroeg ontdekken speelt<br />

mammografie duidelijk een grotere rol dan periodiek lichamelijk onderzoek.<br />

De vroegdetectie van een thoraxwandrecidief na mastectomie is afhankelijk van lichamelijk onderzoek door<br />

de arts of patiënt zelf. Specifieke beeldvorming of laboratoriumonderzoek heeft geen toegevoegde waarde<br />

in de vroegdetectie [Rutgers, 1989]. Een axillair recidief wordt meestal door de arts gevonden, en niet door<br />

de patiënt [Montgomery, 2007].<br />

Detectie van een 2e primaire tumor<br />

<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />

Literatuurbespreking:<br />

De kans op het ontstaan van een contralateraal mammacarcinoom varieert in de hele groep patiënten van<br />

4 tot 8 per 1.000 vrouwen per jaar (0,4-0,8%). Bij patiënten met een BRCA1/2 mutatie is de kans op een<br />

tweede contralaterale tumor veel hoger en in de orde van ongeveer 2-3% per jaar [Malone, 2010; Metcalfe,<br />

2011]. In het algemeen kan gesteld worden dat de kans hoger is naarmate de leeftijd bij diagnose van het<br />

eerste mammacarcinoom lager is, wanneer de eerste tumor van het lobulaire type is en wanneer er sprake<br />

is van een positieve familieanamnese en/of genetische predispositie [Storm, 1986; Vaittinen, 2000]. Als het<br />

eerste mammacarcinoom wordt vastgesteld voor het 45e levensjaar is er een kans van 25% dat er voor het<br />

75e levensjaar een contralaterale tumor manifest wordt. De risicofactoren hiervoor zijn grotendeels<br />

conform de risicofactoren voor een eerste primaire tumor (zie Risicofactoren). Moderne<br />

radiotherapietechnieken lijken de kans op contralateraal mammacarcinoom niet te verhogen [Obedian,<br />

2000].<br />

Zowel chemotherapie [Bernstein, 1992; Broet, 1995] als hormonale therapie (tamoxifen,<br />

aromataseremmers) reduceren de kans op een tweede primaire tumor met ongeveer 30%-50% [Rose,<br />

1989; Haffty, 1991; Levine, 1992; Haffty, 1994; EBCTCG,1998; Park, 2000; Buchholz, 2001; van der Leest,<br />

2007]. Een dergelijke risicoreductie geldt ook voor mutatiedraagsters, hoewel er geen data uit grote<br />

prospectieve studies beschikbaar zijn.<br />

In aanvulling op het klinisch onderzoek draagt jaarlijks mammografie bij aan de vroegtijdige diagnose en<br />

een betere prognose van het tweede primaire carcinoom [Mellink, 1991; Kaas, 2001]. Bij oudere patiënten<br />

(> 60 jaar) lijkt het gerechtvaardigd om na een ziektevrij interval van ten minste 10 jaar het<br />

mammografie-interval te verruimen naar twee jaar [Kaas, 2001]. Als de primaire chirurgische behandeling<br />

bestond uit mastectomie kan die mammografische controle via het BOB worden georganiseerd.<br />

Bij patiënten boven de 75 jaar met een ziektevrij interval van ten minste 5 jaar kan bij bestaande<br />

co-morbiditeit worden besloten van verdere mammografische controle af te zien, omdat preventief<br />

beeldvormend onderzoek op deze leeftijd niet aan de eis van sterftereductie met behoud van een redelijke<br />

balans tussen voor- en nadelen kan voldoen [Boer, 1995].<br />

Nieuwe ontwikkelingen: MRI<br />

Over de rol van routinematige MRI van de mamma in de detectie van recidief ziekteactiviteit is nog weinig<br />

bekend. In een retrospectieve studie in een patiëntenpopulatie van 476 patiënten met primair<br />

mammacarcinoom stelde Gorechlad (2008) vast, dat waarschijnlijk geen van de patiënten met een lokaal<br />

recidief of 2e primaire tumor overlevingsvoordeel zou hebben gehad van een controle MRI, gezien de<br />

03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 172

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!