Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
B Buzdar 2005, Buzdar 2007, Gianni 2010<br />
Overwegingen:<br />
Neoadjuvante behandeling met trastuzumab heeft met een verdubbeling van pCR percentage ten opzichte<br />
van geen trastuzumab bemoedigende resultaten laten zien. Er is geen studie die vergeleken heeft of<br />
neoadjuvante chemotherapie met trastuzumab beter is dan of gelijkwaardig aan postoperatief adjuvante<br />
chemotherapie met trastuzumab. Het is dan ook aantrekkelijk om trastuzumab neoadjuvant aan<br />
chemotherapie toe te voegen bij een patiënt met HER2 overexpressie en indicatie voor systemische<br />
therapie, om vaker mammasparend te kunnen opereren.<br />
In de studie van Buzdar (2007) werd trastuzumab gedurende 24 weken gegeven. De lokale therapie<br />
(chirurgie/radiotherapie) werd tot 24 weken na diagnose uitgesteld. Nu de totale behandelduur standaard<br />
één jaar is, is onduidelijk wat de beste timing van locoregionale behandeling zou moeten zijn na<br />
neoadjuvante behandeling met trastuzumab. Uitstel van locoregionale therapie tot één jaar na diagnose<br />
lijkt weinig aantrekkelijk. In het algemeen wordt daarom geadviseerd om na het einde van de<br />
chemotherapie de lokale therapie in te stellen en postoperatief trastuzumab als adjuvante behandeling te<br />
continueren. De keuze van neoadjuvante chemotherapie met HER2-blokkade is conform de adjuvante<br />
setting.<br />
In een serie van 142 patiënten met een pCR percentage van 50% werd opnieuw HER2 bepaald. Bij 8 van<br />
de 25 patiënten, waarbij dit nog meetbaar was, was geen HER2 overexpressie meer aantoonbaar<br />
[Mittendorf 2009]. Het is vooralsnog onduidelijk of en hoe het opnieuw bepalen van de HER2 status in het<br />
definitieve operatiepreparaat de behandeling postoperatief zou moeten beïnvloeden. Aangezien het dus<br />
vooralsnog geen therapeutische consequenties heeft, kan een herbepaling achterwege blijven.<br />
Lokale behandeling<br />
Literatuurbespreking:<br />
Locoregionale behandeling bestaat uit chirurgie en radiotherapie. Hoewel lokale en regionale behandeling<br />
niet altijd van elkaar te scheiden zijn wordt in de hieronder staande paragrafen de lokale behandeling van<br />
de mamma en van de regionale lymfklierstations afzonderlijk besproken. Waar de mastectomie of de<br />
lumpectomie met okselklierdissectie in het verleden gemeengoed waren worden lokale en regionale<br />
behandeling tegenwoordig meer als aparte entiteiten gezien. Dit geldt zeker na neoadjuvante systemische<br />
therapie, omdat in die situatie het diagnostische aspect van de OKD niet meer geldt, omdat de initiële<br />
okselstatus (voorafgaande aan de neoadjuvante systemische therapie) al bekend is.<br />
Chirurgie<br />
<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />
Literatuurbespreking:<br />
Neoadjuvante chemotherapie werd bij irresectabel stadium III mammacarcinoom ingevoerd met het doel<br />
chirurgie mogelijk te maken door daaraan voorafgaand de tumorload te verkleinen. Er zijn sterke<br />
aanwijzingen dat het verkleinen van de tumorload het locoregionale effect van radiotherapie verbetert<br />
[Yang, 2006]. De meeste auteurs adviseren de resttumor chirurgisch te verwijderen alvorens te bestralen<br />
[Machiavelli, 1998; Recht, 2000; Daveau, 2010]. Ook bij inflammatoir mammacarcinoom (T4D) lijkt blijkens<br />
een Franse serie van 232 patiënten een voordeel te bestaan van het toevoegen van chirurgie [Abrous<br />
Anane, 2011]. Bij inoperabel stadium III mammacarcinoom is het mogelijk dat de ziekte onvoldoende op de<br />
neoadjuvante behandeling heeft gereageerd en nog altijd irresectabel is. Dit is gelukkig zeldzaam. In dat<br />
geval is het toevoegen van chirurgie na radiotherapie een optie, maar daarover bestaat geen evidence of<br />
consensus.<br />
Mammasparende chirurgie na neoadjuvante therapie (in plaats van mastectomie)<br />
Bij grotere operabele tumoren is een belangrijke reden om neoadjuvante chemotherapie in te zetten het<br />
mogelijk maken van MST waar dit aanvankelijk niet mogelijk leek. Een belangrijke vraag is of er heldere<br />
indicaties te formuleren zijn voor het al dan niet mammasparend opereren. In de NSABP-B27 studie had<br />
87% een klinisch objectieve respons en 26,1% een pCR (inclusief 7,2% DCIS) op AC–docetaxel<br />
03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 130