Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />
opsporen van lytische skeletmetastasen, maar met deze techniek kunnen sclerotische laesies worden<br />
gemist.<br />
De CT component draagt bij aan een hogere specificiteit, ook in geval van skeletafwijkingen.<br />
De diagnostische waarde van FDG-PET-CT is groter bij stadiëring en restadiëring van patiënten met<br />
mammacarcinoom dan de waarde van FDG-PET of CT alleen [Fueger, 2005; Czernin, 2010].<br />
FDG-PET-CT heeft de laatste jaren in toenemende mate een rol gekregen bij verschillende diagnostische<br />
aspecten van het mammacarcinoom.<br />
Detectie van het primaire mammacarcinoom<br />
De sensitiviteit van FDG-PET voor de detectie van subcentimeter laesies is laag, ongeveer 57%<br />
[Lavayssière, 2009]. Avril (2000) had bij 144 patiënten een overall sensitiviteit van 80,3%. De detectiegraad<br />
was voor T 1 tumoren beduidend lager dan voor T 2 tumoren, respectievelijk 68,2% en 91,9%. Fuster (2008)<br />
onderzocht 60 patiënten met tumoren > 3 cm. FDG-PET-CT detecteerde alle laesies maar FDG-PET-CT<br />
visualiseerde slechts in 14 van de 19 multicentrische en/of multifocale tumoren in vergelijking met MRI. Bij<br />
deze matige opbrengst spelen de relatief beperkte spatiële resolutie van PET en de variabele uptake van<br />
FDG in mammatumoren een rol. Goed gedifferentieerde en langzaam groeiende tumoren hebben een<br />
lagere metabole activiteit en zijn daardoor vaker fout negatief. FDG-PET heeft dan ook een hogere<br />
sensitiviteit voor het invasief ductaal carcinoom dan voor het invasief lobulair carcinoom. Niet-invasieve<br />
tumoren zoals ductaal en lobulair carcinoom in situ (DCIS en LCIS) zijn doorgaans weinig FDG opnemend<br />
of zelfs negatief. Er is een correlatie tussen opname en agressiviteit van de tumor [Lavayssière, 2009].<br />
Kumar (2006) vond in een groep van 116 patiënten dat kleinere tumoren (≤ 1 cm) en laaggradigheid<br />
krachtige onafhankelijke voorspellers zijn van foutnegatieve onderzoeken. In een systematische review van<br />
13 studies (n=16-144/studie), waarbij bij patiënten met verdenking op mammacarcinoom een FDG-PET<br />
werd verricht, had FDG-PET een (voorspelde) sensitiviteit van 89% en een (voorspelde) specificiteit van<br />
80%. Het (individuele) risico op foutnegatief onderzoek was te groot om bij patiënten met een negatieve<br />
FDG-PET biopsie achterwege te laten [AHRQ, 2001]. De sensitiviteit van het onderzoek is daarom te laag<br />
voor de detectie van een primair mammacarcinoom in het routine stadiëringsonderzoek.<br />
Stadiëring lymfklieren<br />
Accurate stadiëring van de okselklieren is belangrijk om de prognose te kunnen bepalen en om de juiste<br />
patiënten te selecteren voor aanvullende behandeling. Studies die de waarde van FDG-PET(-CT) voor de<br />
bepaling van de okselklierstatus hebben onderzocht tonen een grote spreiding in sensitiviteit en<br />
specificiteit. In een systematische review van 26 studies (n=2.591) werd een gemiddelde sensitiviteit van<br />
63% (95%CI: 52-74%) en een gemiddelde specificiteit van 94% (95%CI: 91-96%) gevonden voor PET of<br />
PET-CT [Cooper, 2011]. De gemiddelde sensitiviteit was 11% (5-22%) voor micrometastasen (≤ 2 mm; 5<br />
studies; n=63) en 57% (47%-66%) voor macrometastasen (>2 mm; 4 studies; n=111). FDG-PET(-CT) heeft<br />
een lagere sensitiviteit en specificiteit dan de SWK-procedure. Vervanging van de SWK-procedure door<br />
FDG-PET zou patiënten de nadelige effecten van de SWK-procedure kunnen besparen maar resulteert in<br />
meer foutnegatieven met grotere kans op recidief. Kortom FDG-PET(-CT) heeft geen rol van betekenis als<br />
standaard niet-invasief onderzoek bij stadiëring van de klinisch negatieve oksel. Echter de specificiteit is<br />
erg hoog. De zeven FDG-PET-CT studies in dit review (n=862) hebben een gemiddelde specificiteit van<br />
96% (95%CI: 90-99%). Op grond hiervan wordt in overweging gegeven om bij patiënten met een positieve<br />
okselklier op FDG-PET-CT, waarbij het onderzoek om een andere reden is vervaardigd, de<br />
SWK-procedure achterwege te laten en direct een OKD te verrichten [Cooper, 2011; Aukema, 2009].<br />
Verder is detectie van extra-axillaire lymfklieren belangrijk voor de lymfklierstadiëring en eventuele<br />
aanpassing van het behandelplan. Aukema (2010) vond bij 28% (17/60) van de patiënten met stadium II-III<br />
mammacarcinoom PET positieve extra-axillaire lymfklieren waarvan 7 evalueerbaar met echografie en<br />
pathologisch bevestigd. De radiotherapie werd aangepast bij 7 patiënten (12%).<br />
Stadiëring – detectie van afstandsmetastasen bij primair mammacarcinoom<br />
Een complete diagnostische work-up voor de detectie van afstandsmetastasen bestaande uit X-thorax of<br />
CT, skeletscintigrafie en echografisch onderzoek van de lever is bij de meeste patiënten met primair<br />
mammacarcinoom stadium I en II niet geïndiceerd maar juist wel bij patiënten met stadium III<br />
mammacarcinoom [Puglisi, 2005]. In een prospectieve studie onderzocht van der Hoeven (2004) de<br />
waarde van FDG-PET bij 48 patiënten met lokaal uitgebreid mammacarcinoom en negatieve conventionele<br />
work-up. Bij 10 patiënten werd gedacht aan metastasen. In de verdere work-up konden 4 metastasen<br />
worden bevestigd. Fuster (2008) deed prospectief onderzoek bij 60 patiënten met grote (>3 cm) primaire<br />
mammacarcinomen en vergeleek FDG-PET met conventionele beeldvorming. FDG-PET had een<br />
sensitiviteit en specificiteit van respectievelijk 100% en 98% voor de detectie van metastasen en<br />
conventionele beeldvorming van 60% en 93%. Mahner (2008) onderzocht retrospectief in een grotere<br />
03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 54