Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Niveau<br />
1<br />
A2 Rijnsburger 2010<br />
<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />
De karakteristieken van tumoren bij BRCA1 genmutatiedraagsters verschillen van de tumoren bij<br />
BRCA2 genmutatiedraagsters en overige hoogrisicogroepen, ze hebben ongunstiger<br />
prognostische kenmerken en hogere groeisnelheid.<br />
A2 Rijnsburger 2010, Tilanus-Linthorst 2007<br />
Overwegingen:<br />
Screening met MRI vereist radiologische expertise, met name in verband met de lage specificiteit. Deze<br />
expertise is het best gewaarborgd in ziekenhuizen waar een klinisch genetisch spreekuur wordt gehouden<br />
omdat daar de surveillance van de genmutatiedraagsters is geconcentreerd.<br />
Het wordt geleidelijk duidelijk, dat de carcinomen, die optreden bij BRCA1 prognostisch ongunstiger<br />
kenmerken tonen in vergelijking met de overige vrouwen met een verhoogd risico op grond van familiaire<br />
belasting. Er wordt gediscussieerd over aanpassing van het screeningsschema, waarbij gedacht wordt aan<br />
alternerende screening: om en om mammografie, resp. MRI om de 6 maanden. Ook wordt gedacht aan het<br />
opvoeren van de frequentie van MRI: tweejaarlijks tot aan het 40 ste levensjaar. Er bestaat echter geen<br />
inzicht over de consequenties voor de vrouw (lange termijneffecten van additionele MRI-onderzoeken met<br />
Gadolineum) en voor de radiologische beoordeling (interpretatieproblemen).<br />
De detectie van carcinomen bij de groepen met sterk verhoogd risico en matig sterk verhoogd risico blijft<br />
achter bij die van de genmutatiedraagsters. Om meer inzicht te verkrijgen in de relatie tussen densiteit van<br />
het mammaweefsel, de kans op carcinoom en de diagnostische accuratesse van de MRI bij deze vrouwen,<br />
is vanuit Erasmus MC een RCT in november 2010 van start gegaan. Dit is de FaMRISC-studie en zal<br />
uitgevoerd worden in 9 centra. Het is de intentie <strong>2.0</strong>00 vrouwen met LTR > 20% te includeren met het doel<br />
50 carcinomen te detecteren in 4 jaar. In één arm vindt jaarlijks klinisch borstonderzoek plaats en<br />
mammografie. In de andere arm vindt jaarlijks klinisch borstonderzoek plaats en MRI. Tweejaarlijks wordt<br />
additioneel een mammografie vervaardigd, in verband met de lagere sensitiviteit van MRI voor DCIS.<br />
Screening in het kader van het landelijk bevolkingsonderzoek<br />
Literatuurbespreking:<br />
De landelijke screening met behulp van mammografie (Bevolkingsonderzoek op Borstkanker, BOB) is in<br />
Nederland algemeen geaccepteerd. Het opkomstpercentage bedroeg gedurende 2004-2007 81,7% [LETB<br />
XII, 2009]. Vanuit het Landelijk Evaluatie Team voor Bevolkingsonderzoek naar Borstkanker (LETB) en het<br />
Landelijk Referentie Centrum voor Bevolkingsonderzoek op Borstkanker (LRCB) is het aantal<br />
foutnegatieve en foutpositieve verwijzingen aan een continue kwaliteitscontrole onderhevig. Inmiddels<br />
wordt de gehele populatie gescreend met behulp van digitale mammografie-apparatuur. Dit heeft geleid tot<br />
hogere verwijspercentages. In de periode 2002-2004 werden in de eerste ronde 23,2/1.000 screens<br />
verwezen. Dit nam toe tussen 2005-2007, zowel voor de conventioneel uitgevoerde onderzoeken als voor<br />
de digitaal uitgevoerde onderzoeken: 30/1.000 screens conventioneel en 45,6/1.000 screens digitaal.<br />
In de periode 2002-2004 werden in de vervolgrondes 11,1/1.000 screens verwezen. Dit nam toe tussen<br />
2005-2007, zowel voor de conventioneel uitgevoerde onderzoeken als voor de digitaal uitgevoerde<br />
onderzoeken: 13,3/1.000 screens conventioneel en 18,2/1.000 screens digitaal.<br />
De positief voorspellende waarde van een verwijsadvies daalde geleidelijk van 41,3% in 2002 naar 34,5%<br />
in 2007 [LETB XII, 2009].<br />
Digitale mammografie leidde vooral tot een toename van het aantal verwijzingen voor microcalcificaties. Dit<br />
resulteerde in een significante toename in de detectie van DCIS, maar ook in een significante toename in<br />
de detectie van IDC, waarbij de microcalcificaties het enige teken waren [Karssemeijer, 2009]. Additioneel<br />
voordeel is, dat de digitale apparatuur meer mogelijkheden biedt voor de radioloog om het beeld digitaal te<br />
bewerken en dat data eenvoudiger uitgewisseld kunnen worden [Karssemeijer, 2009; Bluekens, 2010].<br />
Voor de Nederlandse vrouwen in de leeftijd 35-84 jaar was de sterfte aan mammacarcinoom tot aan 1994<br />
stijgend om vervolgens te gaan dalen. Een duidelijke daling met 2,3-2,8% per jaar vond plaats voor de<br />
leeftijdsgroepen 55-64 jaar en 65-74 jaar vanaf 1994. Voor de oudere leeftijdsgroep was een dergelijke<br />
trendbreuk pas te zien na 2001, bij vrouwen van 45-54 jaar vanaf 1992. Ook al spelen verbeterde<br />
behandelingen en veranderingen van de populatie een rol, de waargenomen leeftijdsspecifieke trends<br />
hebben een duidelijke relatie met de verschillende implementatiefases van het BOB [Otten, 2008].<br />
03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 15