22.09.2013 Views

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />

verschillende subgroepen beschreven worden. In de failure analyse van EORTC en DBCG trials werden<br />

alleen de geïsoleerde locoregionale recidieven beoordeeld [van Tienhoven, 1999]. Sommige studies gaan<br />

alleen over lokale (mamma) recidieven, of zelfs alleen over operabele mammarecidieven [Fourquet, 1989;<br />

Fowble 1990; Abner, 1993].<br />

De algemene tendens is om te kiezen voor een intensieve locoregionale behandeling met curatieve opzet.<br />

Afhankelijk van genoemde prognostische factoren lijkt hierbij voor behandeling van geïsoleerde<br />

locoregionale recidieven een vijfjaars locoregionale controle van 60-70% en een vijfjaars overleving tussen<br />

40 en 65% haalbaar [Clemons, 2001; van Tienhoven; 1999, Voogd, 2005].<br />

Lokale behandeling van het lokaal recidief na mastectomie<br />

Literatuurbespreking:<br />

Hoewel sommige auteurs bij lokaal recidief na mastectomie alleen hoog gedoseerde radiotherapie geven<br />

[Aberizk, 1986; Jager, 1998; Deutsch, 1986; His, 1998], is in de meeste series één of andere vorm van<br />

chirurgie voorafgegaan aan radiotherapie [Voogd, 2001; van Tienhoven, 1999; Mendenhall, 1988;<br />

Schwaibold, 1991; van der Sangen, 2003; Mora, 1996; Kamby, 1997; Willner, 1997; Nielsen, 2006].<br />

Hiermee wordt een betere lokale controle bereikt [Schwaibold, 1991; Kurtz, 1989; Nielsen, 2006].<br />

Verschillen in uitkomsten van deze retrospectieve studies moeten voorzichtig worden geïnterpreteerd, door<br />

verschillen in patiëntenpopulaties, in uitgevoerde therapie en therapietechnieken. Bovendien blijkt in<br />

20-40% van de gevallen het lokale recidief niet resectabel [Voogd, 2001; van Tienhoven, 1999;<br />

Schwaibold, 1991]. Zo vroeg mogelijke detectie van het lokale recidief, zo mogelijk volledige chirurgische<br />

verwijdering en hoog gedoseerde radiotherapie op het gehele mastectomiegebied lijkt de beste<br />

behandelingsresultaten te geven. Met hoog gedoseerde radiotherapie wordt hier bedoeld: in geval van<br />

microscopisch complete excisie (R0) een dosis, equivalent aan 50 Gy in 5 weken, bij niet complete (R1 of<br />

R2) of géén excisie gevolgd door een boost.<br />

Indien een geïsoleerd lokaal recidief optreedt in het litteken of regionaal in een voorheen bestraald gebied<br />

is hoog gedoseerde radiotherapie niet mogelijk. In dat geval is laag gedoseerde herbestraling met<br />

hyperthermie de behandeling van keuze [Vernon, 1996; Jones, 2005; Kapp, 1992; van der Zee, 1999;<br />

Hehr, 2001; Zagar, 2010]. Hiermee werd in een vijftal gerandomiseerde trials een significant betere lokale<br />

controle bereikt dan met herbestraling alleen [Vernon, 1996]. Een latere gerandomiseerde trial voor<br />

oppervlakkige tumoren bevestigde dit [Jones 2005]. Ook voor deze situatie geldt dat de hoeveelheid tumor<br />

een belangrijke prognostische factor is. Er zijn aanwijzingen dat ook in deze situatie een betere lokale<br />

controle mogelijk is als het recidief eerst chirurgisch verwijderd wordt [Kapp, 1992; van der Zee, 1999;<br />

Hehr, 2001; Oldenborg, 2010].<br />

Lokale behandeling van het lokaal recidief na MST<br />

Literatuurbespreking:<br />

De meeste literatuur over lokale recidieven na MST gaat over recidieven in de mamma [Fisher, 1991;<br />

Whelan, 1994; Elkhuizen, 2001; van der Sangen, 2006; Kurtz, 1989; Fourquet, 1989; Osborne, 1994;<br />

Haffty, 1991; Fowble, 1990; Abner, 1993; Dalberg, 1998; Galper, 2005; Osteen, 1994; Salvadori, 1999]. De<br />

meeste auteurs adviseren salvage mastectomie als behandeling van keuze, hoewel sommigen in een<br />

geselecteerde groep ook lokale reëxcisie mogelijk achten, of zelfs herbestraling [Osteen, 1994; Salvadori,<br />

1999; Mullen, 1997]. Galper (2005) vond in een serie van 341 patiënten met een mammarecidief een<br />

significant slechtere ziektevrije en overall overleving voor de 27 patiënten wier recidief nogmaals met<br />

lumpectomie en radiotherapie was behandeld. Ook hier geldt dat de meeste series selecteren, zodat<br />

vergelijking van resultaten erg lastig is. Ook na MST is een deel (18-27%) van de lokale recidieven niet<br />

operabel [van Tienhoven, 1999; Salvadori, 1999; Mullen, 1997]. In die gevallen wordt herbestraling met<br />

hyperthermie geadviseerd, tenzij een hoge dosis radiotherapie (50 Gy op de gehele mamma met boost)<br />

mogelijk is.<br />

Indien de salvage mastectomie niet radicaal is, of andere hoogrisico kenmerken bestaan zoals<br />

lymphangitis cutis, kan ook aanvullende herbestraling plus hyperthermie worden overwogen [Kapp, 1992;<br />

van der Zee, 1999; Hehr, 2001; Oldenborg, 2010].<br />

03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 138

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!