Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Locoregionaal recidief<br />
<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />
Literatuurbespreking:<br />
Factoren bepalend voor een verhoogde kans op een lokaal recidief na MST en mastectomie<br />
Bij vrouwen boven de 40 jaar bedraagt het risico op een lokaal recidief minder dan 10% na 10 jaar<br />
[Elkhuizen, 1998, Bartelink, 2007]. In een niet gerandomiseerde retrospectieve analyse van EORTC<br />
trialdata werd een locoregionaal recidief bij 5,9% van de patiënten die een mastectomie ondergingen<br />
gedocumenteerd tegenover 10,8% van de patiënten die mammasparend werden behandeld [van der Hage,<br />
2003]. Als in eerdere meta-analyses werd geen verschil in overleving gezien tussen MST en mastectomie<br />
[Morris, 1997; van der Hage, 2003].<br />
Een factor die zowel na MST als na mastectomie tot een verhoogde kans op een locoregionaal recidief<br />
leidt is de aanwezigheid van angioinvasieve groei; het risico is in beide groepen ongeveer tweemaal hoger<br />
wanneer hiervan sprake is [Voogd, 2001].<br />
Zowel na mastectomie als na MST is de kans op een recidief omgekeerd evenredig met de leeftijd ten tijde<br />
van de primaire diagnose, na het 75e levensjaar is het zeer zeldzaam. Voor vrouwen die voor hun 40e<br />
levensjaar een eerste mammacarcinoom hadden is de kans twee tot vier keer zo groot in vergelijking met<br />
vrouwen die mammacarcinoom kregen boven het 50e jaar [Elkhuizen, 1998; Bartelink, 2007; van der<br />
Leest, 2007; De Bock, 2006; van der Sangen, 2010]. Er is niet duidelijk een periode aan te geven wanneer<br />
de meeste recidieven optreden na MST: de kans is de eerste 10 jaar constant, ongeveer 0,5-1% per jaar<br />
[Bartelink, 2007]. Adjuvante systemische therapie reduceert de kans met circa 30-50% [Rose, 1989; Haffty,<br />
1991; Levine, 1992; Haffty, 1994; EBCTCG,1998; Park, 2000; Buchholz, 2001; van der Leest, 2007].<br />
Zowel na MST als na mastectomie treedt tweederde van de locoregionale recidieven geïsoleerd op; dat wil<br />
zeggen: zonder gelijktijdige metastasering op afstand [Jager, 1999; Rangan, 2000]. Ondanks een adequate<br />
behandeling manifesteren zich echter bij 60% van de patiënten op termijn toch metastasen op afstand<br />
[Recht, 1988; van Tienhoven, 1999].<br />
Factoren bepalend voor een verhoogd risico op een lokaal recidief na MST<br />
Factoren die uitsluitend na MST bepalend zijn voor een verhoogde kans op een locoregionaal recidief zijn<br />
de aanwezigheid van een uitgebreide in situ component, in het bijzonder bij een irradicale verwijdering van<br />
de tumor, en een leeftijd beneden de 40 jaar bij diagnose [Voogd, 2001; Arriagada, 2005].<br />
Locally advanced mammacarcinoom<br />
Het vijfjaars locoregionaal recidiefpercentage voor het locally advanced mammacarcinoom na behandeling<br />
met een combinatie van chemotherapie, radiotherapie en vrijwel altijd ook met chirurgie is 20-30% [Piccart,<br />
1988; Merajver, 1997]. Ongeveer 60% van de locoregionale recidieven na een mastectomie treedt op<br />
binnen drie jaar, hoewel recidieven ook na vele jaren nog worden waargenomen [Jager, 1999].<br />
Waarde van detectie van het lokaal recidief in relatie tot prognose<br />
Aanvankelijk werd gedacht dat de prognose van een recidief in de mamma na MST beter was dan die van<br />
een thoraxwandrecidief na mastectomie, maar dit is niet het geval [Whelan, 1994; van Tienhoven, 1999].<br />
Een langer interval tussen de oorspronkelijke behandeling en het optreden van het recidief is positief<br />
gecorreleerd met een gunstige prognose van salvagebehandeling [van der Sangen, 2006]. Daarnaast<br />
wordt ook de grootte/uitbreiding als prognostische factor genoemd [Haffty, 1991; van Tienhoven, 1999]. In<br />
een meta-analyse van 2.263 patiënten vond Lu (2009) een betere overleving als het recidief ontdekt was<br />
door mammografie of klinisch borstonderzoek, of bij patiënten zonder symptomen, dan als de patiënt zelf<br />
met symptomen kwam (HR 2,44; 95%CI 1,78-3,35 vs. HR 1,56; 95%CI 1,36-1,79). Deze gegevens pleiten<br />
voor een beleid dat streeft naar detectie van het locoregionale recidief in een zo vroeg mogelijke fase.<br />
Echter in hoeverre een langdurige routinematige controle (na vijf jaar jaarlijks een klinisch onderzoek en<br />
mammografie) hiertoe een garantie biedt is niet bekend. Er zijn verschillende studies gedaan om te<br />
onderzoeken welk onderdeel van de huidige controle het meest effectief is met betrekking tot het<br />
detecteren van het locoregionale recidief: routine lichamelijk onderzoek door de arts, mammografie, of<br />
borstzelfonderzoek/breast awareness door de patiënt zelf [McCready, 2005].<br />
Methodes van detectie<br />
In een systematic review en meta-analyse van 5.045 patiënten, vond de Bock (2004) dat ongeveer 40%<br />
van de recidieven ontdekt werd door mammografie en/of lichamelijk onderzoek. Er kon in deze studie geen<br />
onderscheid gemaakt worden tussen de bijdrage betreffende ontdekking door respectievelijk lichamelijk<br />
03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 171