22.09.2013 Views

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

Richtlijn: Mammacarcinoom (2.0) - Kwaliteitskoepel

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

moet rekening gehouden worden met de consistentie van de prothesen en de plaats van de prothesen<br />

(pre- of retropectoraal). Er moet worden gestreefd naar opnamen volgens Eklund en naar een<br />

extra-projectierichting, bijvoorbeeld mediolateraal [Eklund, 1988].<br />

Echografie is geïndiceerd als aanvulling op mammografie bij palpabele afwijkingen, zowel voor detectie<br />

van lekkage als voor massa's. Over echografie als screeningsmiddel bij prothesen zijn geen goede studies<br />

verricht. In de 14-centerstudie van Berg [2008] werden geen vrouwen met implantaten geïncludeerd. Deze<br />

studie laat wel zien, dat in individuele gevallen screening met echografie zinvol kan zijn, als screening met<br />

mammografie niet lukt, zie Screening met behulp van echografie.<br />

In de Verenigde Staten wordt MRI toegestaan door de FDA als methode om bij asymptomatische lekkage<br />

of ruptuur vast te stellen, maar de evidence hiervoor wordt mede door de kwaliteit van de derde generatie<br />

prothesen betwijfeld. MRI is wel zeer sensitief om een ruptuur vast te stellen bij symptomatologie [<br />

McCarthy, 2008]. MRI als screeningsmiddel bij vrouwen met prothesen en met het risicoprofiel van de<br />

algemene populatie wordt niet aanbevolen, omdat er geen aanwijzingen zijn, dat bij optreden van<br />

mammacarcinoom hun prognose slechter is.<br />

Periodiek borstzelfonderzoek wordt niet aanbevolen in de algemene populatie, zie Periodiek<br />

borstzelfonderzoek als screeningsmiddel. Echter, omdat bij vrouwen met prothesen de meeste carcinomen<br />

worden ontdekt door palpatie kan deze methode hier wel zinvol zijn.<br />

Beeldvormende diagnostiek: MRI<br />

<strong>Richtlijn</strong>: <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>)<br />

Literatuurbespreking:<br />

Door middel van MRI met intraveneuze toediening van het Gadolineum kunnen mammacarcinomen in<br />

beeld worden gebracht. De pathofysiologie is voornamelijk gebaseerd op angiogenese: er is toename van<br />

het aantal vaten en van de permeabiliteit van de vaatwand. Het proces is complex, ook benigne afwijkingen<br />

(fibroadenomen) en parenchym kunnen aankleuren [Kuhl, 2000]. De beoordeling van een afwijking is<br />

gebaseerd op een combinatie van morfologie, aankleuring en kinetiek van de aankleuring [ACR, 2003].<br />

Binnen de groep aankleurende afwijkingen wordt onderscheid gemaakt tussen:<br />

• focus, puntvormige aankleuring < 5 mm,<br />

• massa, 3-dimensioneel ruimte-innemend proces<br />

• non-mass-like enhancement, aankleurend gebied met een bepaald distributiepatroon, bijvoorbeeld<br />

segmentvormig.<br />

De aankleuring hiervan kan in 3 typen worden onderverdeeld:<br />

• Type I: lineair en persisterend in de tijd;<br />

• Type II: plateau, optredend 2-3 minuten na injectie;<br />

• Type III: uitwas van het contrast, optredend 2-3 minuten na injectie.<br />

De techniek is zeer sensitief, maar dit heeft een nadelige invloed op de specificiteit. Een nadeel van de<br />

hoge sensitiviteit in combinatie met de lage specificiteit is het optreden van incidentele of toevallige<br />

bevindingen: hiervan is sprake als er aankleuring optreedt van een laesie van 5 mm of groter, die op grond<br />

van de eerdere uitgevoerde beeldvormende technieken niet werd verwacht, bijvoorbeeld elders in de<br />

mamma of contralateraal. Incidentele laesies worden vaker gezien bij jonge vrouwen en in de<br />

aanwezigheid van dens klierweefsel. De incidentie hangt af van de studiepopulatie en varieert van 16-41%<br />

[Deurloo, 2005; Teifke, 2003]. In de prospectieve studie van Morakkabati-Spitz (2005) werd bij 50 van de<br />

1.003 (5%) patiënten non-masslike enhancement gezien met segmenteel of lineair distributiepatroon. Bij 17<br />

patiënten betreft het DCIS, de positief voorspellende waarde van dit type contrastopname voor DCIS in<br />

deze studie bedraagt 34% (17/50) met een specificiteit van 96%.<br />

Correlatie met mammografie en echografie is noodzakelijk om deze laesies nader te karakteriseren.<br />

Meestal wordt begonnen met 2nd look echografie. In een serie van 7 retrospectieve cohortstudies was het<br />

succespercentage om deze laesies te identificeren 22,5-82% [LaTrenta, 2003; Sim, 2005; Linda, 2008;<br />

Demartini, 2009; Meissnitzer, 2009; Destounis, 2009; Abe, 2010]. Als een echografisch correlaat werd<br />

gevonden, bedroeg het percentage maligniteiten 28,6-42,8%. Als geen correlaat werd gevonden was dit<br />

percentage veel lager: 6,3-20%. De kans op maligniteit was groter bij een massa in vergelijking met<br />

non-mass-like enhancement, naarmate de massa groter was, als de laesie zich in de nabijheid van de<br />

maligne indextumor bevond en naarmate deze indextumor groter was. Het correlaat heeft vaak een<br />

opvallend benigne aspect, met rondovale vorm en parallelle oriëntatie, wel vaak met onscherpe begrenzing<br />

03/27/2012 <strong>Mammacarcinoom</strong> (<strong>2.0</strong>) 43

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!