22.09.2013 Views

commission pour l'aide financiere aux victimes d'actes ... - Justice

commission pour l'aide financiere aux victimes d'actes ... - Justice

commission pour l'aide financiere aux victimes d'actes ... - Justice

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

– enerzijds de erfgenamen van een slachtoffer van een opzettelijke<br />

gewelddaad gepleegd door een solvabele dader en anderzijds de<br />

erfgenamen van een slachtoffer van een opzettelijke gewelddaad gepleegd<br />

door een insolvabele dader;<br />

– enerzijds een slachtoffer van een opzettelijke gewelddaad dat in leven<br />

blijft totdat de procedure voor de Commissie voor financiële hulp<br />

aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden volledig is uitgeput en<br />

anderzijds een slachtoffer van een opzettelijke gewelddaad dat overlijdt<br />

vooraleer de procedure voor de Commissie volledig is beëindigd.<br />

Om die reden meent de raadsman dat voornoemd artikel 31 buiten toepassing<br />

moet blijven, of, minstens, dat de Commissie in dit verband een prejudiciële<br />

vraag dient te richten aan het Arbitragehof.<br />

De regeling betreffende de prejudiciële vraagstelling ligt vervat in de artikelen<br />

26 tot 30 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.<br />

Artikel 26, § 2, van deze wet luidt als volgt:<br />

“Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen voor een rechtscollege,<br />

dan moet dit college het Arbitragehof verzoeken op deze vraag uitspraak te<br />

doen.<br />

Het rechtscollege is daartoe echter niet gehouden :<br />

1° (…)<br />

2° wanneer het Arbitragehof reeds uitspraak heeft gedaan op een vraag of<br />

een beroep met een identiek onderwerp.<br />

Het rechtscollege waarvan de beslissing vatbaar is voor, al naar het geval,<br />

hoger beroep, verzet, voorziening in Cassatie of beroep tot vernietiging<br />

bij de Raad van State, is daartoe evenmin gehouden wanneer de wet, het<br />

decreet of de in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel een regel of<br />

een artikel van de Grondwet bedoeld in § 1 klaarblijkelijk niet schendt of<br />

wanneer het rechtscollege meent dat het antwoord op de prejudiciële vraag<br />

niet onontbeerlijk is om uitspraak te doen.”<br />

Wat de onderhavige zaak betreft, meent de Commissie dat artikel 31 van de wet<br />

van 1 augustus 1985 het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel klaarblijkelijk niet<br />

schendt, zodat de Commissie zich, als lager rechtscollege, niet genoodzaakt<br />

acht tot het stellen van een prejudiciële vraag aan het Arbitragehof.<br />

In een geijkte uitdrukking definieert het Arbitragehof de draagwijdte en de<br />

evaluatiecriteria van het gelijkheidsbeginsel als volgt: “De grondwettelijke<br />

regels van de gelijkheid sluiten niet uit dat een verschil in behandeling tussen<br />

categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een<br />

objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Het bestaan van een<br />

dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met<br />

het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de<br />

ter zake geldende beginselen; het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer<br />

185

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!