AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Nr. 626 - 10.<strong>11</strong>.08 HOF VAN CASSATIE 2583<br />
- algemeen rechtsbeginsel dat misbruik van recht verbiedt.<br />
Aangevochten beslissing<br />
Het arrest verklaart het hoger beroep ontvankelijk en gegrond, en het veroordeelt de eiseres,<br />
met wijziging van alle beschikkingen van het beroepen vonnis, om aan de verweerder<br />
een compensatoire opzeggingsvergoeding van 148.170,61 euro te betalen, verhoogd<br />
met de wettelijke interest op dat bedrag te rekenen vanaf 20 september 2003, en het veroordeelt<br />
haar daarenboven tot betaling van een vergoeding van 2.500 euro wegens misbruik<br />
van het ontslagrecht, verhoogd met de wettelijke interest te rekenen vanaf 20 september<br />
2003, en in de kosten.<br />
Het arrest baseert zijn beslissing op de volgende gronden:<br />
"6. Grondslag<br />
6.1. De beëindiging van de overeenkomst<br />
Niet de (eiseres) heeft de overeenkomst beëindigd, maar (de verweerder) heeft zijn ontslag<br />
gegeven. Hij betoogde dat dit ontslag nietig was omdat het hem met geweld zou zijn<br />
afgeperst. De vraag moet in rechte en in feite worden onderzocht om te bepalen wie aan<br />
de oorsprong van de beëindiging ligt;<br />
In zijn appelconclusie grondt hij zijn vordering op moreel geweld, bedrog en het ontbreken<br />
van een oorzaak;<br />
Overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, kan de toestemming aangetast<br />
zijn door dwaling, geweld of bedrog. Het bewijs van het bestaan van een gebrek in<br />
de toestemming is ten laste van degene die zich hierop beroept;<br />
Het gebrek in de toestemming bij ontslagneming door een werknemer, moet dus door<br />
hem worden aangetoond;<br />
(...) 6.1.2. Het bedrog<br />
Artikel <strong>11</strong>16 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat bedrog een oorzaak van nietigheid<br />
van de overeenkomst is, wanneer de kunstgrepen, door een van de partijen gebezigd, van<br />
dien aard zijn dat de andere partij zonder die kunstgrepen het contract niet zou hebben<br />
aangegaan;<br />
Bedrog veronderstelt een kunstgreep in de ruime zin. Het kan gaan om 'verschillende<br />
daden die samen het bedrog uitmaken, maar ook om (een) gewone, zelfs mondelinge, leugen<br />
of om een aarzeling, met uitzondering van onschuldige kunstgrepen. De bedrieglijke<br />
kunstgrepen (of, meer bepaald, het daaruit voortvloeiende bedrog dat de dwaling heeft<br />
veroorzaakt) moeten de doorslaggevende oorzaak voor het aangaan van de overeenkomst<br />
geweest zijn. Dit is het zogenaamde hoofdbedrog, in tegenstelling tot het incidenteel bedrog,<br />
dat niet de doorslaggevende oorzaak voor het aangaan van de overeenkomst is, maar<br />
niettemin de normale voorwaarden ervan gewijzigd heeft, door een van de partijen bijvoorbeeld<br />
ertoe aan te zetten de overeenkomst onder bezwarender voorwaarden aan te<br />
gaan (...). Bedrog is op zich een burgerlijk misdrijf, dat steeds bestraft moet worden.<br />
(Hoofdbedrog en incidenteel bedrog) verschillen echter voornamelijk van elkaar door de<br />
straf: hoofdbedrog leidt tot nietigheid van de overeenkomst, terwijl het incidenteel bedrog<br />
slechts leidt tot schadevergoeding;<br />
In dit geval moet nagegaan worden of het bedrog de oorzaak van de overeenkomst geweest<br />
is;<br />
(...) Wat deze zaak betreft<br />
(De verweerder) betoogt dat de ontslagneming hem als voordeliger werd voorgesteld<br />
dan het ontslag om dringende reden en dat hem werd beloofd dat hij, indien hij zijn ontslag<br />
zou ondertekenen, outplacementbegeleiding en daarenboven, indien nodig, financiële<br />
steun zou krijgen;