AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Nr. 626 - 10.<strong>11</strong>.08 HOF VAN CASSATIE 2585<br />
vereist dat degene die ontslag neemt, zijn wil op een geldige wijze uitdrukt, zoals artikel<br />
<strong>11</strong>08 van het Burgerlijk Wetboek vereist voor de geldigheid van de overeenkomsten. Die<br />
wilsuiting mag niet door gebreken in de toestemming aangetast zijn. De geldigheid van de<br />
rechtshandeling, en meer bepaald van de wilsuiting, wordt op het tijdstip van die uiting<br />
beoordeeld.<br />
Bedrog veronderstelt een kunstgreep, een misleiding die de doorslaggevende oorzaak is<br />
van de overeenkomst of de handeling (het hoofdbedrog, dat de nietigheid van de overeenkomst<br />
of van de handeling tot gevolg heeft) of die de normale voorwaarden ervan wijzigt<br />
(het incidenteel bedrog, dat recht op vergoeding geeft).<br />
Bedrog is een grond van nietigheid wanneer de aangewende kunstgrepen van dien aard<br />
zijn dat de andere partij zonder die kustgrepen de overeenkomst klaarblijkelijk niet zou<br />
hebben aangegaan of de eenzijdige handeling niet zou hebben verricht.<br />
Het arrest stelt te dezen vast dat de verweerder betoogde dat zijn ontslagneming als<br />
voordeliger voorgesteld werd dan het ontslag om dringende reden en dat hem werd beloofd<br />
dat hij, indien hij zijn ontslag zou ondertekenen, outplacementbegeleiding en daarenboven,<br />
indien nodig, financiële steun zou krijgen.<br />
Het arrest beslist dat het verband tussen de ontslagneming en de beloften van steun niet<br />
werd betwist. Het arrest beslist vervolgens dat het niet waarschijnlijk is dat de verweerder<br />
zou hebben ingestemd met het voorstel van ontslagneming indien hem, als tegenprestatie,<br />
geen ernstige waarborgen op outplacement waren beloofd en dat (de eiseres) die beloften<br />
had moeten nakomen door zelf of met haar steun een professionele outplacementbegeleiding<br />
aan te bieden, wat niet is geschied.<br />
De beloften die de werkgever aan de werknemer doet, met name hem een professionele<br />
outplacementbegeleiding en, in geval van nood, financiële steun voor te stellen indien hij<br />
de arbeidsovereenkomst beëindigt door ontslag te nemen, kunnen op zich geen bedrog opleverende<br />
kunstgreep vormen.<br />
Het arrest beslist dat "het indienen van zijn ontslag als de meest geschikte oplossing<br />
werd voorgesteld, maar die oplossing was aangetast door kunstgrepen die (de verweerder)<br />
ertoe gebracht hebben in te stemmen met iets waar hij zonder die kunstgrepen niet mee<br />
zou hebben ingestemd", zonder evenwel te preciseren waarin die kunstgrepen bestonden.<br />
Uit het feit alleen dat beloften achteraf niet nagekomen worden, kan niet worden afgeleid<br />
dat er op het tijdstip van de wilsuitdrukking bedrog is gepleegd in de zin van de artikelen<br />
<strong>11</strong>09 en <strong>11</strong>16 van het Burgerlijk Wetboek. Het feit alleen dat niet is gedaan wat was<br />
beloofd, vormt daarom nog geen bedrog in de zin van die wetsbepalingen. Het arrest stelt<br />
immers nergens vast dat de eiseres niet van plan was haar beloftes na te komen op het<br />
ogenblik dat zij die deed.<br />
Het arrest heeft bijgevolg niet wettig kunnen besluiten tot het bestaan van bedrog dat de<br />
ontslagneming van de verweerder heeft aangetast en schendt aldus de artikelen <strong>11</strong>08,<br />
<strong>11</strong>09 en <strong>11</strong>16 van het Burgerlijk Wetboek.<br />
De beslissing van het arrest, volgens welke de ontslagneming van de verweerder wegens<br />
bedrog nietig was, de eiseres de overeenkomst bijgevolg op onregelmatige wijze<br />
heeft beëindigd en de verweerder daarom recht had op de compensatoire opzeggingsvergoeding,<br />
bedoeld in artikel 39 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten,<br />
en op een vergoeding wegens willekeurig ontslag, met toepassing van de artikelen<br />
<strong>11</strong>34, derde lid, 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek en van het algemeen<br />
rechtsbeginsel betreffende het misbruik van recht, is derhalve niet naar recht verantwoord,<br />
zij schendt de voormelde wetsbepalingen en miskent het voormelde algemeen rechtsbeginsel.<br />
III. BESLISSING VAN HET HOF