AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Nr. 614 - 6.<strong>11</strong>.08 HOF VAN CASSATIE 2537<br />
(A.R. C.06.0628.F)<br />
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF<br />
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest, op 20 juni 2006 gewezen door<br />
het Hof van Beroep te Bergen.<br />
Raadsheer Daniel Plas heeft verslag uitgebracht.<br />
Advocaat-generaal André Henkes heeft geconcludeerd.<br />
II. CASSATIEMIDDELEN<br />
De eiseres voert een middel aan.<br />
Geschonden wettelijke bepalingen<br />
- de artikelen <strong>11</strong>47, <strong>11</strong>48, 1302, 1303, 1382, 1383, 1732 en 1733 van het Burgerlijk<br />
Wetboek.<br />
Aangevochten beslissingen<br />
Het arrest stelt eerst vast, in hoofdzaak, dat A. M. eigenaar was van een pand te Courcelles<br />
dat hij tegen het risico brand bij de eiseres had laten verzekeren; dat A. M., op 2<br />
maart 1995, met de eerste twee verweerders, die optreden in hun hoedanigheid van wettelijk<br />
beheerder van de goederen van hun zoon A., een onderhandse koopovereen-komst<br />
voor het pand ondertekende; dat, krachtens die onderhandse koopovereenkomst, "de partijen<br />
overeengekomen zijn de overdracht van de eigendom van het litigieuze pand uit te<br />
stellen tot het tijdstip waarop de authentieke akte zou worden verleden maar daarbij de<br />
kopers wel toestonden het goed onmiddellijk te bewonen" en hun aldus "het onmiddellijke<br />
genot van het verkochte goed hebben overgedragen"; dat "de kopers het goed zijn gaan<br />
bewonen vanaf 2 maart 1995" en achtereenvolgens verscheidene voorschotten hebben betaald<br />
op de verkoopprijs; dat de eerste twee verweerders, ondanks de door A. M. aan hen<br />
gerichte ingebrekestelling, niet bij de notaris zijn komen opdagen om de authentieke akte<br />
te tekenen; dat "het pand op 27 september 1997 volledig werd vernield door een brand<br />
waarvan de daders niet zijn geïdentificeerd"; dat de eiseres in de rechten is getreden van<br />
haar verzekerde, A. M.,<br />
vervolgens "wijst (het arrest) de vordering tot vrijwaring af die de eiseres", in eigen<br />
naam of qualitate qua, had ingesteld tegen de eerste twee verweerders en tegen de (vierde<br />
verwerende partij).<br />
Het arrest grondt die beslissing op de onderstaande redenen:<br />
"(De eiseres) grondt haar beroep op de aansprakelijkheid van de huurder, zoals zij is<br />
vastgelegd in de artikelen 1732 en 1733 van het Burgerlijk Wetboek. Het feit dat niet<br />
wordt betwist dat er tussen de verzekerde van de (eiseres) en de (eerste twee verweerders)<br />
geen enkele huurovereenkomst bestond, neemt niet weg dat laatstgenoemden op het ogenblik<br />
van het schadegeval de hoedanigheid van bewoner van het pand hadden. Zij bewoonden<br />
hier dat pand ter bede, aangezien die bewoning zou veranderen in een werkelijk eigendomsrecht<br />
ter uitvoering van de oorspronkelijke overeenkomst die tussen de partijen<br />
bestond; dit belet niet dat de bewoners gebonden waren door een verplichting tot teruggave<br />
van het goed ingeval de oorspronkelijke koop, om een af andere reden niet zou kunnen<br />
doorgaan. De verplichtingen die op de huurder van een onroerend goed rusten ingevolge<br />
artikel 1733 van het Burgerlijk Wetboek, dat een vermoeden van aansprakelijkheid voor<br />
de brand van het gehuurde goed invoert, kunnen niet worden uitgebreid naar de bewoner<br />
ter bede, en de tegen (de eerste twee verweerders) ingestelde vordering tot vrijwaring zou<br />
op die rechtsgrond onmogelijk gegrond verklaard kunnen worden. Zoals eerder gezegd,<br />
zijn door de litigieuze koop de risico's niet naar de bewoners overgegaan en (de eiseres),<br />
die in de rechten van haar verzekerde is getreden, zou slechts herstel van haar schade kunnen<br />
verkrijgen voor zover zou worden aangetoond dat de bewoners aansprakelijk zijn op