AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Nr. 620 - 7.<strong>11</strong>.08 HOF VAN CASSATIE 2561<br />
mentswet.<br />
Voor het instellen van hoger beroep tegen een dergelijk vonnis gelden dan ook, in afwezigheid<br />
van afwijkende bepalingen in de Faillissementswet, de termijnen van gemeen<br />
recht, hetzij overeenkomstig artikel 1051 van het Gerechtelijk Wetboek de termijn van<br />
één maand, zoals volgt uit artikel 2 van het Gerechtelijk Wetboek dat de bepalingen van<br />
dat wetboek van toepassing verklaart op alle rechtsplegingen, behoudens uitdrukkelijk afwijkende<br />
regeling, en uit artikel 37, eerste lid, van de Faillissementswet dat uitdrukkelijk<br />
stelt dat tegen de vonnissen in faillissementszaken die niet het vonnis van faillietverklaring<br />
en het vonnis tot vaststelling van de datum van staking van betaling zijn, beroep<br />
openstaat overeenkomstig het Gerechtelijk Wetboek.<br />
Besluit<br />
Waar het hof van beroep oordeelt dat het "hoger beroep dat op 17 januari 2007 werd ingesteld,<br />
moet worden beschouwd als het hoger beroep tegen een vonnis bedoeld in het<br />
eerste lid van artikel 14 van de Faillissementswet" omdat dit vonnis één geheel vormt met<br />
het faillissementsvonnis dat bij verstek werd uitgesproken, er het verlengde van is en er<br />
zich in integreert, daar waar de rechter, die het rechtsmiddel van verzet, ingesteld tegen<br />
een vonnis van faillietverklaring, ongegrond verklaart, enkel heeft onderzocht of de rechter<br />
het faillissement op wettige wijze heeft kunnen uitspreken, en meer bepaald of hij wettig<br />
heeft kunnen oordelen dat de faillissementsvoorwaarden inderdaad voorhanden waren<br />
op het tijdstip waarop het vonnis van faillietverklaring werd gewezen, zonder dat hij dat<br />
faillissement opnieuw uitspreekt, miskent het de declaratieve aard van het 'vonnis van<br />
faillietverklaring', waarvan sprake in artikel 14, eerste lid, van de Faillissementswet<br />
(schending van artikelen 2, <strong>11</strong>, 14, eerste, tweede en vierde lid, 16 en 37, eerste lid, van de<br />
Faillissementswet van 8 augustus 1997) en heeft het niet wettig kunnen beslissen dat voor<br />
het instellen van hoger beroep tegen het vonnis dat wordt gewezen op een verzet ingesteld<br />
tegen een vonnis van faillietverklaring de termijn van vijftien dagen, waarvan sprake in<br />
artikel 14, vierde lid, van de Faillissementswet, van toepassing is (schending van artikelen<br />
14, eerste, tweede en vierde lid, 37, eerste lid, van de Faillissementswet van 8 augustus<br />
1997, en de artikelen 2 en 1051 van het Gerechtelijk Wetboek).<br />
Derde onderdeel<br />
(...)<br />
Tweede middel<br />
Geschonden wettelijke bepalingen<br />
- de artikelen 33, 34, 35, 38, 42, 5°, 43, 1°, 702, 1°, 703, 744, zoals van toepassing voor<br />
de wijziging bij wet van 26 april 2007, en 1047 van het Gerechtelijk Wetboek;<br />
- de artikelen 13, 14, 16, 41, 46, 47, 50 en 53 van de Faillissementswet van 8 augustus<br />
1997;<br />
- de artikelen 69, 2°, en 453, eerste lid, van het Wetboek van Vennootschappen;<br />
- het algemeen rechtsbeginsel inzake loyaal procesgedrag, zoals afgeleid uit artikelen<br />
6.1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, ondertekend<br />
te Rome op 4 november 1950 en goedgekeurd bij wet van 13 mei 1955, en 1382 van het<br />
Burgerlijk Wetboek.<br />
Aangevochten beslissingen<br />
Bij het bestreden arrest van 27 juni 2007 verklaart het Hof van Beroep te Brussel eiseres'<br />
hoger beroep tegen het vonnis van 17 oktober 2006, waarbij haar verzet ontvankelijk<br />
doch ongegrond werd verklaard onontvankelijk en wijst haar ervan af, na te hebben overwogen:<br />
"Curator Mollekens toont aan dat het vonnis van 17 oktober 2006 op geldige wijze