AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
2614 HOF VAN CASSATIE 14.<strong>11</strong>.08 - Nr. 633<br />
zonder daarbij (de verweerster) te betrekken, hoewel hij weet had van de aard van het probleem.<br />
Op 4 december 1992 schreef de promotor immers aan zijn verzekeraar dat 'de geplaatste<br />
chape onvoldoende cement zou bevatten'. Ook de verzekeraar achtte het kennelijk<br />
niet nodig om (de verweerster) in te lichten van de problemen. Uit de houding die (de eiseres)<br />
op dat ogenblik aannam moet men te deze afleiden dat (de eiseres) de gebrekkige<br />
toestand aanvaard heeft ten aanzien van (de verweerster). Deze laatste werd immers niet<br />
bij de vaststellingen betrokken en werd niet om enig verbintenis gevraagd. Het is pas<br />
wanneer de kopers de promotor hebben gedagvaard, dat de promotor (de verweerster) in<br />
de procedure betrok met het oog op volledige vrijwaring, wat, in het licht van het bovenstaande,<br />
niet redelijk is. De vrijwaringsvordering van (de eiseres) tegen (de verweerster) is<br />
niet tijdig".<br />
Grieven<br />
Eerste onderdeel<br />
De redelijke termijn waarbinnen de opdrachtgever van een aannemingswerk zijn vrijwaringsvordering<br />
op grond van verborgen gebreken dient in te stellen tegen de aannemer,<br />
begint eerst te lopen vanaf het tijdstip waarop hij zelf door zijn koper van het aannemingswerk<br />
in rechte wordt aangesproken. Voordien heeft de opdrachtgever immers niet een<br />
reeds verkregen en dadelijk belang om de aannemer in vrijwaring te dagvaarden. Bovendien<br />
volgt vermelde regel tevens uit artikel 2257, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.<br />
Alhoewel de rechters ten gronde in feite en derhalve op onaantastbare wijze in toepassing<br />
van artikel 49 van het Gerechtelijk Wetboek oordelen of inzake aannemings-overeenkomsten<br />
de vordering op grond van verborgen gebreken binnen een redelijke termijn is<br />
ingesteld (het vereiste van de redelijke termijn volgt uit de artikelen <strong>11</strong>34, derde lid, <strong>11</strong>42,<br />
<strong>11</strong>43, <strong>11</strong>44, <strong>11</strong>46, <strong>11</strong>47, 1788, 1789, 1790, 1792, 1799, 2270, en bij analogie 1648 van<br />
het Burgerlijk Wetboek) vermag het Hof toezicht uit te oefenen op de toepassing door de<br />
rechter van vermelde regel.<br />
In casu, zoals blijkt uit de procedure stukken en uit de eigen vaststellingen van het bestreden<br />
arrest (p. 7) werden de vorderingen van W. en C. (de kopers van de eiseres) ingesteld<br />
op 9 maart 1994 en heeft de eiseres op 17 maart 1994 een vordering ingesteld tegen<br />
de verweerster teneinde deze laatste aansprakelijk te horen verklaren voor de schade<br />
waarvoor zij aangesproken werd.<br />
Door te beslissen dat die vrijwaringsvordering niet binnen een redelijke termijn is ingesteld<br />
en die termijn te beoordelen vanaf het ontdekken van de gebreken door de kopers<br />
van de eiseres, zonder acht te slaan op het tijdstip waarop de eiseres door haar kopers<br />
werd gedagvaard, schendt het bestreden arrest de artikelen 17, 18, 49, en voor zoveel als<br />
nodig artikel 857 van het Gerechtelijk Wetboek, artikel 2257, tweede lid van het Burgerlijk<br />
Wetboek en de artikelen <strong>11</strong>34, derde lid, <strong>11</strong>42, <strong>11</strong>43, <strong>11</strong>44, <strong>11</strong>46, <strong>11</strong>47, 1788, 1789,<br />
1790, 1792, 2270, en voor zoveel als nodig, bij analogie 1648 van het Burgerlijk Wetboek.<br />
Tweede onderdeel<br />
Voor het hof van beroep heeft de verweerster enkel in haar voor dit hof neergelegde<br />
conclusies de laattijdigheid van de vrijwaringsvordering van de eiseres betwist, dit door<br />
slechts het volgende voor te houden:<br />
"Dat het daarenboven in elk geval zo is dat er niet op korte termijn werd ingegrepen;<br />
dat een vordering op grond van verborgen gebreken immers, naar analogie met de vordering<br />
op grond van koopvernietigende gebreken, binnen een korte termijn moet worden ingesteld;<br />
Aangezien terzake de problemen zijn ontstaan in 1991;<br />
Dat concluante pas gedagvaard werd in 1994;