AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Nr. 609 - 4.<strong>11</strong>.08 HOF VAN CASSATIE 2527<br />
inbeschuldigingstelling die de regelmatigheid van de toegepaste bijzondere<br />
opsporingsmethoden onderzoekt moet ingesteld worden binnen de termijn van vijftien<br />
vrije dagen na de dag waarop het arrest is uitgesproken, kan een naderhand ingesteld<br />
cassatieberoep nog ontvankelijk zijn indien blijkt dat een niet regelmatige kennisgeving<br />
door de griffier aan de inverdenkinggestelde werd gedaan en deze ter terechtzitting van<br />
de kamer van inbeschuldigingstelling niet is verschenen 1 . (Artt. 235ter, §2 en 373 Sv.)<br />
2º en 3° Ofschoon bij de rechtspleging overeenkomstig artikel 235ter Wetboek van<br />
Strafvordering de uitoefening van het recht van verdediging van de burgerlijke partij en<br />
de inverdenkinggestelde beperkt is tot het recht gehoord te worden buiten de<br />
aanwezigheid van andere van die partijen, is dit verhoor een waarborg voor de<br />
verdediging in verband met de toegepaste bijzondere opsporingsmethode; wanneer een<br />
partij niet werd gehoord omdat haar niet regelmatig kennis werd gegeven van de<br />
vaststelling van de zaak, is dit recht miskend.<br />
(V. T. BELGISCHE STAAT – Minister van Financiën)<br />
ARREST<br />
(A.R. P.08.1440.N)<br />
I. RECHTSPLEGING VAN HET HOF<br />
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen,<br />
kamer van inbeschuldigingstelling, van 10 januari <strong>2008</strong>.<br />
De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, een middel aan.<br />
Raadsheer Luc Huybrechts heeft verslag uitgebracht.<br />
Eerste advocaat-generaal Marc De Swaef heeft geconcludeerd.<br />
II. BESLISSING VAN HET HOF<br />
Beoordeling<br />
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep<br />
1. Het bestreden arrest onderzoekt, op vordering van het openbaar ministerie,<br />
de regelmatigheid van de toegepaste bijzondere opsporingsmethode observatie.<br />
2. Het cassatieberoep tegen de beslissing in dergelijke inquisitoire en niet-con-<br />
1 Het O.M. concludeerde tot de niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep om reden dat het<br />
laattijdig cassatieberoep van de eiser enkel betrekking had op een beslissing, genomen in een fase<br />
van de rechtspleging die volledig was beëindigd. Het bestreden arrest van 10 januari <strong>2008</strong> onderzocht<br />
op vordering van het openbaar ministerie en bij toepassing van artikel 235ter Strafvordering de<br />
regelmatigheid van de toegepaste bijzondere opsporingsmethode observatie bij het afsluiten van het<br />
opsporingsonderzoek waarin deze methode werd toegepast en alvorens te dezen het Beheer van<br />
Financiën tot rechtstreekse dagvaarding overging. Het cassatieberoep van 19 september <strong>2008</strong> strekte<br />
tot de vernietiging van het bestreden arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling omdat door de<br />
griffier aan de eiser op een onjuist adres overeenkomstig artikel 235ter, §2 Strafvordering kennis<br />
werd gegeven en de zaak zodoende in zijn afwezigheid werd behandeld. Intussen was de zaak<br />
evenwel aanhangig voor de correctionele rechtbank zodat de kamer van inbeschuldigingstelling niet<br />
meer de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden voorafgaand aan de adiëring van de<br />
feitenrechter opnieuw kon controleren. Enkel bij toepassing van artikel 189ter Strafvordering kan, op<br />
basis van concrete gegevens die pas aan het licht zijn gekomen na de controle van de kamer van<br />
inbeschuldigingstelling krachtens artikel 235ter, de rechtbank de kamer van inbeschuldigingstelling<br />
gelasten de controle over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en<br />
infiltratie uit te oefenen met toepassing van artikel 235ter.<br />
De onomkeerbaarheid van de alzo in de wet vastgelegde procedures verhinderde volgens het O.M. te<br />
besluiten tot de ontvankelijkheid van het laattijdig cassatieberoep.