AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Nr. 676 - 27.<strong>11</strong>.08 HOF VAN CASSATIE 2739<br />
door de verhuurder gegeven opzegging met het oog op de persoonlijk ingebruikneming<br />
van het goed, als niet-bestaande kunnen beschouwen, zodat de overeenkomst alsnog op<br />
een andere wijze kan worden beëindigd 1 . (Art. <strong>11</strong>34 B.W.; Artt. 3 en 12 Huurwet 20 feb.<br />
1991)<br />
(L. T. K. e.a.)<br />
ARREST (vertaling)<br />
(A.R. C.07.0377.F)<br />
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF<br />
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis, op 1 december 2006 in hoger<br />
beroep gewezen door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel.<br />
Raadsheer Sylviane Velu heeft verslag uitgebracht.<br />
Advocaat-generaal André Henkes heeft geconcludeerd.<br />
II. CASSATIEMIDDELEN<br />
De eiser voert een middel aan.<br />
Geschonden wettelijke bepalingen<br />
- artikel 149 van de Grondwet;<br />
- de artikelen 3, §2, en, voor zoveel als nodig, 12 van afdeling 2 van hoofdstuk II van titel<br />
VIII van boek III van het Burgerlijk Wetboek, in dat wetboek ingevoegd bij de wet van<br />
20 februari 1991 en gewijzigd bij de wet van 13 april 1997;<br />
- de artikelen <strong>11</strong>56 en 2049 van het Burgerlijk Wetboek;<br />
- algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk afstand van recht op restrictieve wijze moet<br />
worden uitgelegd en slechts kan worden afgeleid uit feiten die voor geen enkele andere<br />
uitlegging vatbaar zijn.<br />
Aangevochten beslissingen<br />
Het bestreden vonnis, dat uitspraak doet over het hoger beroep van de verweerders dat<br />
ertoe strekt de beslissing van de eerste rechter te wijzigen die hen veroordeelt tot betaling<br />
van negenduizend euro met toepassing van artikel 3, §2, van afdeling 2 van hoofdstuk II<br />
van titel VIII van boek III van het Burgerlijk Wetboek, in dat wetboek ingevoegd bij de<br />
wet van 20 februari 1991 en gewijzigd bij de wet van 13 april 1997, verklaart die vordering<br />
gegrond, en zulks om al de redenen ervan en inzonderheid om de volgende redenen:<br />
"(De eiser), zonder te worden tegengesproken, zet uiteen dat de (verweerders) de door<br />
(hen) aangekondigde werkzaamheden nooit hebben uitgevoerd en dat (zij) het appartement<br />
nooit persoonlijk hebben betrokken;<br />
Hij beroept zich op de dwingende aard van artikel 3, §2, van de wet van 20 februari<br />
1991 om van hen een uitzettingsvergoeding te vorderen; hij wordt hierin gevolgd door de<br />
eerste rechter die benadrukt dat de dading voor hem niet de mogelijkheid had uitgesloten<br />
om zich op die wettelijke bescherming te beroepen; hij meent bedrogen te zijn over de<br />
draagwijdte van zijn verbintenis in de bijzondere context van een plaatsbezoek;<br />
De rechtbank kan hem daarin niet volgen;<br />
Eerst en vooral dient eraan herinnerd dat het bezoek aan het appartement plaatsvond<br />
nadat het door de rechter was bevolen (zodat er van geen enkel verrassingseffect sprake<br />
was) en dat het plaatsvond in aanwezigheid van de raadsmannen van de partijen; bijge-<br />
1 Zie Cass., 28 jan. 2002, A.R. S.00.0014.F, A.C. 2002, nr. 58 met concl. eerste adv.-gen. LECLERCQ<br />
(arbeidsovereenkomst).