06.09.2013 Views

AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Nr. 608 - 4.<strong>11</strong>.08 HOF VAN CASSATIE 2507<br />

Volgens hen is daarbij essentieel dat de rechter de mogelijkheid heeft een intrinsiek<br />

strafrechtelijke sanctie te kunnen beoordelen en hervormen op alle punten, zowel in rechte<br />

als in feite en dat het de strafrechter derhalve eveneens toekomt om zich, ook op het vlak<br />

van de opportuniteit, uit te spreken over de keuze die de administratie heeft gemaakt, in<br />

het bijzonder in gevallen waarin een keuze bestaat tussen meerdere opties of<br />

alternatieven, zoals het geval is bij de herstelmaatregelen inzake stedenbouw.<br />

Bovendien wordt aangevoerd dat uit het recht op een eerlijk proces, vervat in de<br />

artikelen 6.1 EVRM en 14.1 IVBPR, voortvloeit dat een beklaagde die het verwijt wordt<br />

gemaakt een inbreuk te hebben gepleegd op de stedenbouwkundige reglementering, het<br />

recht heeft om een toetsing met volle rechtsmacht te laten geschieden ten aanzien van de<br />

door de stedenbouwkundige inspecteur gevorderde herstelvordering hetgeen, volgens het<br />

onderdeel, impliceert dat de strafrechter de bevoegdheid moet hebben om de opportuniteit<br />

van de gevorderde maatregel te beoordelen en moet kunnen beslissen of die maatregel<br />

geheel of gedeeltelijk kan worden toegekend, dan wel kan worden vervangen door een<br />

andere maatregel.<br />

C. Het bestaan van argumenten pro en contra de stelling van de eisers in cassatie dat de<br />

herstelmaatregel moet kunnen worden getoetst door een rechter met volle rechtsmacht<br />

3. De vraag rijst of de kwalificatie van de herstelmaatregel door het EHRM als straf,<br />

kan of dient te worden doorgetrokken in dit dossier en of meer bepaald de opgeworpen<br />

consequentie dat deze herstelmaatregel door een rechter met volle rechtsmacht moet<br />

kunnen worden getoetst, aanvaardbaar is.<br />

Het is wellicht in het licht daarvan nuttig om de verschillende argumenten die pleiten<br />

voor en tegen deze stelling op een rijtje te zetten, vermits het uiteindelijk aan het Hof zal<br />

toekomen een keuze te maken.<br />

Voorafgaand is het, voor een goed begrip van de materie, wenselijk de redenering die<br />

het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in het arrest HAMER maakt om tot deze<br />

conclusie te komen, aan een nader onderzoek te onderwerpen; men dient immers vast te<br />

stellen dat de gemaakte redenering niet altijd eenduidig blijkt.<br />

Meteen is dit laatste al een argument om het trekken van algemene conclusies uit het<br />

arrest HAMER van het EHRM slechts met de nodige omzichtig- en voorzichtigheid te<br />

verrichten.<br />

D. De kwalificatie van de herstelmaatregel als straf in het arrest HAMER van het EHRM<br />

4. Vaststaat dat de kwalificatie van de herstelmaatregel (in casu de afbraak) als straf<br />

“au sens de la Convention” niet de huidige rechtspraak van het Hof van Cassatie<br />

weerspiegelt; in het arrest van het Hof van Cassatie van 7 januari 2003 in dezelfde zaak<br />

HAMER oordeelde het Hof dat het herstel in de vorige staat géén straf is maar een maatregel<br />

van burgerlijke aard die beoogt de gevolgen van het misdrijf te doen ophouden 7 .<br />

In een aantal arresten van het Hof van Cassatie is er sprake van een bijzondere vorm<br />

van teruggave of vergoeding die beoogt een einde te maken aan een met de wet strijdige<br />

toestand die uit een misdrijf is ontstaan en waardoor het algemeen belang wordt geschaad;<br />

er is dus weliswaar een band met de publieke vordering, doch het gaat niet om een straf 8 .<br />

Hierbij dient opgemerkt te worden dat het EHRM in het arrest HAMER van 27 november<br />

2007 ten onrechte gewag maakt van een tweespalt die terzake in de rechtspraak van het<br />

Hof van Cassatie en van het Grondwettelijk Hof zou bestaan; dergelijke tweespalt blijkt<br />

7 Cass. 7 januari 2003, T.M.R. <strong>2008</strong>, <strong>11</strong>2.<br />

8 F. VAN VOLSEM, “De redelijke termijn: een Straatsburgse hakbijl voor het herstel van de plaats in de<br />

vorige staat?”, (noot onder EHRM 27 november 2007), RABG <strong>2008</strong>, (422) 425; zie o.m.: Cass. 2 mei<br />

2007, P.06.0100.N; Cass. 3 april 2007, P.06.1610.N; Cass. 22 mei 2007, P.06.1692.N.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!