AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
2492 HOF VAN CASSATIE 3.<strong>11</strong>.08 - Nr. 605<br />
S.V. en A.A.<br />
Een werknemer (de eiser) die over een zeker gezag beschikt en een zekere leiding uitoefent<br />
werd door het hof van beroep gekwalificeerd als 'aangestelde' in de zin van de<br />
voorgelegde tenlasteleggingen.<br />
Het hof van beroep herhaalt dat (de eiser) werknemer was van de Belgische Staat en dat<br />
hij de bewezen feiten heeft gepleegd in de uitoefening van zijn toevertrouwde functie als<br />
werknemer.<br />
Het hof (van beroep) heeft niet expliciet gesteld dat wijlen B.V.H. verbonden was met<br />
een arbeidsovereenkomst met (de eiser).<br />
Het hof (van beroep) stelde weliswaar uitdrukkelijk dat er 'een gezagsrelatie bestond<br />
tussen de heer B. en de Belgische Staat op basis van een arbeidsovereenkomst'; maar nergens<br />
in het arrest nam het hof (van beroep) een standpunt in over wie de werkgever van<br />
V. H. was.<br />
Uit het arrest kan worden afgeleid dat B. 'als werknemer concreet over de betreffende<br />
personen een zeker gezag en leiding had en hij daarbij diende te waken over de naleving<br />
van de sociale wetgeving terzake' maar ook 'dat het O.P.F. zich trouwens concreet wel bemoeide<br />
met het feit dat beklaagde A. B. personeel aanwierf: het O.P.F. informeerde bij<br />
een interimkantoor hoeveel het personeel kost, rekende uit hoeveel winst beklaagde A. B.<br />
kon maken en drukte erop dat er bijkomend personeel moest komen omdat beklaagde A.<br />
B. zonder bijkomend personeel zijn taak moeilijk kon vervullen'.<br />
Tevens werd de Belgische Staat burgerrechtelijk aansprakelijk gesteld voor de kosten<br />
ten laste van B. gelegd.<br />
Het hof van beroep heeft dus niet noodzakelijk, zeker en vaststaand geoordeeld over de<br />
vraag of V. H. in dienst was van de Belgische Staat of van B..<br />
6. In het sociaal strafrecht dienen de begrippen 'werkgever, lasthebber of aangestelde',<br />
die niet eigen zijn aan het strafrecht, autonoom geïnterpreteerd.<br />
Het begrip 'aangestelde' in het sociaal strafrecht bezit een eigen betekenis die niet volledig<br />
overeenstemt met de betekenis die het begrip heeft in artikel 1384, derde lid, van het<br />
Burgerlijk Wetboek of artikel 46, §1, van de Arbeidsongevallenwet, i.e. 'de persoon die in<br />
een band van ondergeschiktheid arbeid verricht'. Naast deze band van ondergeschiktheid<br />
is vereist dat de aangestelde bekleed is met het gezag of de nodige bevoegdheid om effectief<br />
over de naleving van de wet te waken, ook al is die bevoegdheid naar de tijd of naar<br />
de plaats beperkt. Het sociaal misdrijf kan in beginsel niet worden toegerekend aan een<br />
aangestelde die louter handelt op bevel van de werkgever (Cass. 15 september 1981, R.W.<br />
1981/1982, <strong>11</strong>24, noot H.D. BOSLY, 'De strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de lasthebber<br />
of de aangestelde in het sociaal recht', geciteerd door Procureur-generaal DE<br />
SWAEF, in zijn conclusie voor Cass. 10 mei 2005, P.04.1693.N., www.cass.be).<br />
Het hof van beroep heeft de Belgische Staat burgerrechtelijk aansprakelijk gesteld voor<br />
de kosten, ten laste van huidig (eiser) gelegd overeenkomstig artikel 162, eerste lid, van<br />
het Wetboek van Strafvordering.<br />
De burgerlijke vordering is in principe gericht tegen de beklaagde, maar kan tevens gericht<br />
worden tegen de persoon die, krachtens de regels van de aquiliaanse aansprakelijkheidsrecht,<br />
burgerlijke aansprakelijk is voor de door de beklaagde veroorzaakte schade<br />
(artikel 1384 van het burgerlijk Wetboek) (C. VAN DEN WYNGAERT, 'Strafrecht, strafprocesrecht<br />
& Internationaal strafrecht', Maklu-Uitgevers, 2003, blz. 497).<br />
Het is krachtens de wettelijke bepaling van artikel 162, eerste lid, van het Wetboek van<br />
Strafvordering dat de Belgische Staat, in de persoon van de Minister van Financiën, als<br />
burgerrechtelijk aansprakelijke partij werd gesteld voor de kosten ten laste van geklaagde<br />
B. gelegd.