06.09.2013 Views

AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Nr. 604 - 3.<strong>11</strong>.08 HOF VAN CASSATIE 2481<br />

wetgever omdat de draagwijdte van het arrest is dat de gediscrimineerde categorie onder<br />

de norm moet vallen, bevoegd, zelfs verplicht, zelf voor een passende oplossing te zorgen,<br />

door de norm toe te passen op de gediscrimineerde categorie waartoe de verzoeker behoort<br />

8 .<br />

Een deel van de rechtsleer wijst er evenwel, mijns inziens terecht, op dat ingeval van<br />

wetgevende lacunes het rechtsherstel van de regelgever zelf moet komen 9 .<br />

Ook Uw Hof lijkt zich op dit standpunt te stellen door er, zoals reeds vermeld, van uit<br />

te gaan dat wie zich gediscrimineerd voelt, voor het Arbitragehof enkel kan verkrijgen,<br />

hetzij dat een verplichting of voorwaarde die hij moet naleven en een andere persoon niet,<br />

wordt vernietigd of niet toegepast, hetzij dat de andere persoon even nadelig wordt behandeld,<br />

maar dat hij kan niet verkrijgen dat hij dezelfde voordelen bekomt als die andere<br />

persoon 10 .<br />

Advocaat-generaal BRESSELEERS wees er in zijn conclusie vóór het arrest van 10 juni<br />

2005 <strong>11</strong> van Uw Hof op, dat “de rechter die zich in de plaats stelt van de wetgever, hem de<br />

verantwoordelijkheid ontneemt de taak uit te voeren die de Grondwet hem opdraagt en op<br />

politiek vlak de noodzaak van het wetgevend werk beknot.”<br />

In een aantal arresten oordeelde Uw Hof dat de rechter een discriminatie niet kan<br />

verhelpen door de toepassing van de aangevochten norm uit te breiden tot de<br />

gediscrimineerde categorie.<br />

De arresten van 17 maart 2003 en 15 december 2003 12 hadden beide betrekking op de<br />

bevoegdheden die de rechter put uit de toepassing van artikel 159 van de Grondwet. Uw<br />

Hof oordeelde dat een rechter die aanneemt dat een Koninklijk Besluit onwettig is doordat<br />

het een voordeel toekent aan één categorie van personen en niet aan een vergelijkbare categorie<br />

van personen, niet zelf de bevoegdheid heeft dit voordeel toe te kennen aan de gediscrimineerde<br />

categorie.<br />

Een dergelijke actieve tussenkomst van de rechter kan immers moeilijk verzoend<br />

worden met de wezenlijke kenmerken van de exceptie van onwettigheid, die slechts tot<br />

passieve censuur leidt. Dat de exceptie van onwettigheid slechts tot de niet-toepassing van<br />

het onwettige overheidsbesluit leidt, impliceert dat zij niet nuttig kan ingeroepen worden<br />

wanneer de onwettigheid voortvloeit uit een lacune in een overheidsbesluit of uit het<br />

ontbreken van een besluit. Een ontbrekende bepaling kan nu eenmaal niet buiten<br />

toepassing gelaten worden.<br />

In een recent arrest van 20 december 2007 13 beoordeelde uw Hof de houding van de<br />

rechter die, geconfronteerd met het prejudicieel arrest van 15 juli 1998 van het Arbitragehof,<br />

thans Grondwettelijk Hof, waarbij geoordeeld werd dat in de voorgelegde zaak nr.<br />

92/98 artikel 29bis van de WAM-wet 1989 de artikelen 10 en <strong>11</strong> van de Grondwet<br />

schendt, in zoverre het de voertuigen die aan spoorstaven zijn verbonden, uitsluit van het<br />

stelsel van vergoeding waarin het voorziet, had beslist dat de wettelijke norm waarvan het<br />

Arbitragehof de ongrondwettigheid vaststelt in een op prejudiciële vraag gewezen arrest<br />

niet uit de rechtsorde verdwijnt doch dat het de rechter verboden is de ongrondwettig bevonden<br />

norm toe te passen. De appelrechters hadden bijgevolg geoordeeld dat het oude<br />

8 G. MAES, “Sancties bij een door het Arbitragehof vastgestelde ongrondwettige afwezigheid van<br />

wetgeving”, R.W. 2003-2004, 1204-1205; J.-CL. SCHOLSEM, “La Cour d’Arbitrage et les lacunes législatives”,<br />

in De verhouding tussen het Arbitragehof, de Rechterlijke macht en de Raad van State, Verslagboek<br />

Symposium 21 oktober 2005, Die Keure, (213) 223; V. VERLINDEN, “Lacunes in de wetgeving:<br />

wat doet het Arbitragehof (niet)?", R.W. 2003-2004, (1018) 1020.<br />

9 P.POPELIER, “Lacunes in verordenend optreden”, R.W. 2004-2005, (979) 981.<br />

10 P. POPELIER in haar noot bij Cass., 28 april 1999, R.W. 1999-2000, <strong>11</strong>33-<strong>11</strong>36.<br />

<strong>11</strong> Conclusie van adv.-gen. G. BRESSELEERS vóór Cass., 10 juni 2005 (D.02.0029.N).<br />

12 Cass., 17 maart 2003, S.02.0022.N, onuitg.; Cass., 15 december 2003, R.W. 2004-2005, 979.<br />

13 Cass., 20 dec. 2007, A.R. C.07.0227.N.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!