06.09.2013 Views

AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

AC 11 2008 (PDF, 1.83 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Nr. 636 - 17.<strong>11</strong>.08 HOF VAN CASSATIE 2633<br />

Afdelingsvoorzitter Robert Boes heeft verslag uitgebracht.<br />

Advocaat-generaal Ria Mortier heeft geconcludeerd.<br />

II. CASSATIEMIDDEL<br />

De eiser voert in zijn verzoekschrift een middel aan.<br />

Geschonden wettelijke bepalingen<br />

- artikel 136, §2, achtste lid, van de bij koninklijk besluit van 14 juli 1994 gecoördineerde<br />

wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;<br />

- de artikelen 79 en 80 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen,<br />

zoals van kracht vóór opheffing bij wet van 22 augustus 2002;<br />

- de artikelen 14, 16, zoals van kracht vóór en na wijziging bij koninklijk besluit van 23<br />

oktober 1995, en 17 van het koninklijk besluit van 16 december 1981 houdende inwerkingstelling<br />

en uitvoering van de artikelen 79 en 80 van de wet van 9 juli 1975 betreffende<br />

de controle der verzekeringsondernemingen, zoals van kracht vóór opheffing bij koninklijk<br />

besluit van <strong>11</strong> juli 2003;<br />

- de artikelen 1319, 1320 en 1322 van het Burgerlijk Wetboek.<br />

Aangevochten beslissing<br />

In het vonnis van 23 oktober 2007 bevestigt de Rechtbank van Eerste Aanleg te Mechelen<br />

het beroepen vonnis, gewezen door de Politierechtbank te Mechelen op 30 maart<br />

2001, in de mate waarin het de oorspronkelijke vordering van de verweerder ontvankelijk<br />

heeft verklaard en de kosten heeft begroot, doch doet dit vonnis voor het overige teniet en,<br />

opnieuw uitspraak doende, veroordeelt de eiser tot betaling aan de verweerder van<br />

196.875,28 euro, vermeerderd met de vergoedende intresten tegen de wettelijke rentevoet<br />

vanaf 1 mei 1996 tot de datum van het vonnis, en het geheel te vermeerderen met gerechtelijke<br />

intresten sedertdien. Tevens verleent de rechtbank aan de verweerder voorbehoud<br />

voor het opvorderen van verdere schade in causaal verband met het ongeval.<br />

De rechtbank stoelt deze beslissing op volgende motieven:<br />

"2. Beoordeling<br />

2.1.<br />

(De verweerder) stelt dat (hij) als mutualiteit, overeenkomstig artikel 136, §2, lid 8, van<br />

de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen<br />

(verder ZIV-wet) en artikel 16 van het koninklijk besluit van 16.12.1981 houdende de<br />

inwerkingstelling en de uitvoering van de artikelen 79 en 80 van de controlewet op de<br />

verzekeringsinstellingen, over een eigen recht beschikt tegenover (de eiser) waarop de uitsluitingen<br />

van artikel 17, §1, van het koninklijk besluit van 16 december 1981 niet van<br />

toepassing zijn.<br />

Dit eigen recht van (de verweerder) zou rechtstreeks zijn en gebaseerd op de artikelen<br />

1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek.<br />

2.3.<br />

(De eiser) meent vooreerst dat het eigen recht waarover (de verweerder) zou beschikken<br />

geen afbreuk doet aan het subrogatoir karakter van (zijn) vordering waardoor ook aan<br />

(hem) de uitsluitingsgronden ex artikel 17, §1, van het koninklijk besluit van 16 december<br />

1981 kunnen worden tegengeworpen.<br />

Verder concludeert (de eiser):<br />

'De ziekte- en invaliditeitsverzekeraar wordt in de uitsluiting van artikel 17, alinea 1-1°,<br />

niet genoemd. Deze tekst biedt derhalve geen grondslag om (de verweerder) een verhaal

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!