Vokabeln – Niederländisch

modiste Modistin
inductie (f) Induktion
aalbessestruik (m), aalbesseboompje
Johannisbeerstrauch
(n), aalbesseboom (m)
balsturig widerhaarig
egyptoloog (m) Ägyptenforscher, Ägyptologe
omsluieren, sluieren verhüllen, verschleiern
illusies wekken bij wähnen
ideëel ideell; imaginär
champagne (m) Champagner
aansporing (f) Ermahnung, Zuspruch; Anreiz, Stimulation
besmetting (f), infectie (f) Infektion; Ansteckung
Spezialwortschatz: Abschnitt 131
(25 Vokabeln)
bis 140: Abschnitt 134
reddingsgordel Rettungsgürtel
padvinderij (f) Pfadfinderbewegung
vies, morsig, onrein unlauter
rotonde Rotunde
authenticiteit (f), echtheid (f) Authentizität, Echtheit
zich nestelen sich einnisten
astrofysica (f) Astrophysik
vuilboom (m) Faulbaum
formatie (f) Formation
rantsoen, portie (f) Anteil, Portion, Ration
holte
; Aushöhlung, Höhlung, Gehirnfurche
[anat.]; Grube, Höhle; Vertiefung; Kammer, Ventrikel
blussen, uitblussen auslöschen, dämpfen
opperbevelhebber
Generalissimus, Oberfeldherr; Generalfeldmarschall,
Feldmarschall
revisie (f), herziening (f) Revision
huurauto Leihauto, Mietauto
voordelig vorteilhaft; ergiebig, förderlich, zuträglich
vorrücken, vorankommen; passieren, vorübergehen, vergehen;
overgaan
gellen, klingen, läuten, tönen; übergeben, übertreten;
überrennen
vendumeester (m),
veilingmeester (m), afslager (m)
Auktionator
furie (f) Furie; Weib
penibel, benard, gênant, van
verlegenheid getuigend
verlegen, peinlich
explosief (m) Sprengstoff; Klusil, Plosiv, Okklusiv, Verschlusslaut
antilope (f) Antilope
prisma Prisma
universum Universum, Weltall
priemgetal Primelement, Primzahl, Prime
Spezialwortschatz: Abschnitt 131 bis 140: Abschnitt (25 Vokabeln)