Vokabeln – Niederländisch

ocarina Ocarina
ruk Auszug
punteren, spikkelen, stippelen punktieren
vormloos, amorf amorph
gewestelijke uitdrukking (f), provincialisme Provinzialismus
Kaboel (n) Kabul
span
Geschirr, Gespann; Paar, geordnetes
Paar
met was inwrijven, in de was zetten mit Wachs einschmieren, wachsen
gießen
spiraal Spirale
in de war maken verstrubbeln
riemschijf, katrolschijf, hijsblok, katrol Rolle
bergkristal (n), kwarts Quarz
kaalhoofdig, onbehaard kahl
spoel Spule; Spindel
albino (m) Albino
beginsalaris (n) Anfangsgehalt
heliotroop Sonnenwende, Blutjaspis
Australisch australisch
Spezialwortschatz: Abschnitt 311 bis
320: Abschnitt 319
(25 Vokabeln)
een gleuf maken falzen, rillen
luchtbus Airbus
uitvoervergunning (f) Ausfuhrerlaubnis
circuit (n) Kreislauf, Stromkreis
inleggen
deponieren, hinterlegen; einsetzen, inserieren; einlegen,
einmachen; marinieren; einsalzen, pökeln
legumine (f) Legumin
Zeeland, Zeeland (n) Seeland
spaakbeen, actieradius (m) Halbmesser, Radius, Speiche
voorzeggen
vorhersagen; wahrsagen; prophezeien, weissagen;
soufflieren
jachthond (m) Jagdhund
Barnabas (m) Barnabas
beuken, aftuigen verhauen
Keltisch gälisch
engel (m) Engel
analfabeet (m) Analphabet
bestemmen ausersehen, bestimmen, festsetzen
priesterwijding (f) Ordination
bezoek (n), visite Besuch, Visite
verstandelijk intellektuell
nimf Nymphe
modepop, dandy (m), saletjonker Dandy, Geck
Argo, Argus Argus