Vokabeln – Niederländisch

voorspelling (f) Wahrsagung; Verkündigung, Prophezeiung; Prognose
met stopverf bevestigen, plamuren kitten
borderel (n), loonstaat Etat
Pentateuch Pentateuch, 5 Bücher Mose
substituering (f) Substituieren, Substitution
voetstap, schrede, tred Schritt, Tritt
orchidee Orchidee
woordomzetting (f), inversie (f) Inversion, Umkehrung
worstelen sich sträuben, zappeln; ringen
im Einklang mit der Erfahrung, aus der Wahrnehmung
op feiten gebaseerd, a posteriori gewonnen, im Nachhinein, a posteriori, aposteriorisch, aus
Erfahrung
Rhodesië (n) Rhodesien
vliegsport Flugsport
cyclus, kringloop Zyklus; Zeitkreis
rudimentair rudimentär, unausgebildet
domme streek (m), zotternij (f) Torheit
pluimage (f), gevederte Gefieder
roestbladalpenroosje, roestbladige
alpenroos
Rostroter Almrausch
genoegdoening (f), bevrediging (f) Genugtuung
khan Khan
huso, grote steur Hausen
overgeven
angeben, aushändigen, einhändigen, herreichen, überliefern;
sich erbrechen, sich übergeben
cello (m), violoncel Violincello
embryologie (f) Embryologie
hilum Samennabel, Hilum, Nabel
radiolamp, luchtklep Ventil
Spezialwortschatz: Abschnitt 361 bis 370:
Abschnitt 370
(25 Vokabeln)
karnen buttern
zaaiing (f) Aussaat
paardenvolk, cavalerie (f), wisselruiterij (f), ruiterij
Kavallerie
(f)
ongerept, maagdelijk jungfräulich, rein, unberührt
per post per Post
krater Krater
toondemper Däpfer
croupier (m) Croupier
kaakslag, lel, draai om de oren (m) Backenstreich
Noordelijke IJszee (f) Arktischer Ozean
voortzetten, voortgaan, verder gaan met fortfahren, fortführen
Galilea (n) Galiläa
rationaliseren rationalisieren, vernünftig gestalten
oleander Oleander
gilde Gilde, Innung, Zeche; Körperschaft,