Den Gulden Winckel. Jaargang 13 - digitale bibliotheek voor de ...
Den Gulden Winckel. Jaargang 13 - digitale bibliotheek voor de ...
Den Gulden Winckel. Jaargang 13 - digitale bibliotheek voor de ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Was daar ook net in haar het duistere instinct dat zooveel vrouwen voelen:<br />
van trouw te moeten blijven aan hem die haar het eerst tot vrouw had<br />
gemaakt? Had ze niet een kind van hem gehad - al was 't ook gestorven<br />
- vorm<strong>de</strong>n zij niet een huisgezin en was dat ooit te verbreken?<br />
Hoe lichtvaardig, ja misdadig was dan haar zelfzucht geweest, die naar<br />
't mooie geluk daar buiten had [gegrepen in wil<strong>de</strong> begeerte! (II, 147).<br />
Zij schrijft Frank af; ze is te zwak, te wankelmoedig om het geluk te grijpen.... Als<br />
zij later hoort dat hij, in <strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong>, met een an<strong>de</strong>r verloofd is, leeft nog eens 't<br />
verdriet op in jalousie en smartelijke verbazing dat hij dit kon doen. Tot zij Anton's<br />
arm om zich heen voelt, als in troost, en hoort zijn stamelen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n: ‘We<br />
hebben... elkaar... toch altijd?’<br />
En zijn stem was zoo vol ontroerend verlangen, dat Thea opnieuw <strong>de</strong><br />
tranen voel<strong>de</strong> komen.<br />
Hij zoen<strong>de</strong> haar, eerst zacht, toen met inniger hartstocht.<br />
En <strong>voor</strong> het eerst na al die jaren, zonk er haar leed in zijn omhelzing weg.<br />
Het is <strong>de</strong> verdienste van Fenna <strong>de</strong> Meyier, dat zij dit on<strong>de</strong>rwerp heel zuiver heeft<br />
behan<strong>de</strong>ld, in een klaren, zij het dan ook niet zeer persoonlijken stijl. Deze schrijfster<br />
tracht nergens <strong>de</strong> grenzen van haar talent te forceeren, wat zeker te prijzen is, maar,<br />
zie ik wel, toch ook weer niet uitsluitend als een positieve eigenschap mag wor<strong>de</strong>n<br />
aangemerkt. Dit boek lezen<strong>de</strong>, betrapt men zich af en toe op <strong>de</strong>n wensch, dàt <strong>de</strong><br />
schrijfster eens iets dwaas' mocht doen, eens een buiteling mocht wagen buiten <strong>de</strong><br />
gave gladheid van haar procédé; een psychologische of visueele bokkensprong,<br />
maar een spròng, een grilligheid, waardoor wij <strong>de</strong> grilligheid van het leven-zelf<br />
zou<strong>de</strong>n aanvoelen. Wat meer hartstocht zou men <strong>de</strong>ze schrijfster willen toewenschen,<br />
hartstocht <strong>voor</strong> kleur en geluid, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> won<strong>de</strong>re, mysterieuse diepten <strong>voor</strong>al van<br />
het leven; wat meer aanvoeling met het ‘on<strong>de</strong>rgrondsche’. Als Thea b.v. na haar<br />
lief<strong>de</strong>roes in haar dagelijksch milieu terug is, dan voelen we niet genoeg dat milieu<br />
op haar inwerken, dan zien we niet blootgelegd, naakt en kaal, <strong>de</strong> vezels waarme<strong>de</strong><br />
Thea aan dat alles vast zit. Het blijft te veel bij een me<strong>de</strong><strong>de</strong>elen door <strong>de</strong> schrijfster.<br />
Toch, niettegenstaan<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze be<strong>de</strong>nkingen, acht ik ‘Het Geluk van Thea Wencke’<br />
een boek van goe<strong>de</strong>n huize, omdat het geen gemáákt, maar een gegróéid boek is.<br />
De zuiverheid van zijn conceptie smaakt als klaar bronwater op <strong>de</strong> tong.<br />
En 't is toch eigenlijk onbillijk van bronwater te verlangen dat het wijn zou zijn.<br />
Ik wil<strong>de</strong> dat ik met een goed geweten ook van Jeanne Reyneke van Stuwe's laatsten<br />
roman kon getuigen: niet gemáákt, maar gegróéid. Ik <strong>voor</strong> mij kreeg van ‘Gelukkige<br />
Menschen’ een tegenovergestel<strong>de</strong>n indruk. Schijnecht, in elkaar gezet dit alles. O,<br />
ik weet wel, ook in dit boek verloochent zich 't talent van <strong>de</strong>ze schrijfster niet; haar<br />
assimilatie-vermogen is groot en ook nu weer doet ze <strong>de</strong> hofkringen, waar zij ons<br />
ditmaal binnenleidt, léven. En toch... waarom bekruipt ons soms het zeer oneerbiedig<br />
gevoel dat haar menschen op rolletjes loopen, dat er ijzeren ra<strong>de</strong>rtjes schuilen on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> mooie pakjes en japonnen waarme<strong>de</strong> <strong>de</strong> schrijfster hare personen tot vervelend<br />
en vermoeiend wor<strong>de</strong>ns toe bekleedt? Ja juist: bekleedt. Er is, <strong>voor</strong> mijn gevoel,<br />
iets wee's in <strong>de</strong> wijze waarop Jeanne Reyneke in haar laatste romans (zie b.v. ook<br />
‘Bloeien<strong>de</strong> Olean<strong>de</strong>rs’, dat overigens véel beter is dan dit ‘Gelukkige Menschen’)<br />
meer en meer is gaan coquetteeren met haar kennis van luxe-dames-toiletten, die<br />
zij, op ie<strong>de</strong>re bladzij schier 1) , uitstalt ter bevrediging<br />
1) Hoofdstuk VIII (dl. II) begint: Lois had zich gekleed om uit te gaan in een plooirijken mantel<br />
van hel<strong>de</strong>rgrijs fluweel omzoomd door etc. (74).<br />
Het onmid<strong>de</strong>llijk daarop volgend hoofdstuk vangt aan: In een koortsachtige haast had Alix<br />
zich gekleed, in een robe van oud-blauw brocaat en nacht-blauwe charmeuse. Twee groote<br />
strikken van zwart fluweel waren op <strong>de</strong> jupe en het corsage aangebracht, terwijl etc. (105).<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>13</strong>