Den Gulden Winckel. Jaargang 13 - digitale bibliotheek voor de ...
Den Gulden Winckel. Jaargang 13 - digitale bibliotheek voor de ...
Den Gulden Winckel. Jaargang 13 - digitale bibliotheek voor de ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
25<br />
van Steynen's litteraire <strong>voor</strong>tbrengst in 't algemeen, <strong>de</strong>zen schrijver als mensch te<br />
ontle<strong>de</strong>n. Dat, in litteraire en an<strong>de</strong>re kunst, het een met het an<strong>de</strong>re samenhangt,<br />
<strong>de</strong> nauwkeurige beschouwing van <strong>de</strong>n arbeid tot dieper kennis omtrent <strong>de</strong>n<br />
kunstenaar als mensch leidt, d.i. tot <strong>de</strong> dóórschouwing van het diepste en wezenlijke<br />
in dien mensch (vanwaaruit immers in laatste instantie ook zijn kunst afkomstig is,<br />
en welks onbevredigdheid hem van zelve tot die productie noopt) - wie zal het<br />
ontkennen? Van dit plan gezien verschrompelt elke vraag van techniek tot iets futiels,<br />
krijgt ook <strong>de</strong> keus van dat zoo <strong>de</strong>erlijk gesma<strong>de</strong> ‘on<strong>de</strong>rwerp’ een nieuwe en diepere<br />
beteekenis. Bij Steynen bestaat echter dubbele aanleiding om over <strong>de</strong>n mensch,<br />
<strong>de</strong>n zeer bijzon<strong>de</strong>ren, hartstochtelijk-emotioneelen mensch te spreken, die zich<br />
achter <strong>de</strong>ze geschie<strong>de</strong>nissen... verschuilt.<br />
Het werkwoord doet hier terecht dienst. Na <strong>de</strong> uitbundigheid van <strong>de</strong>n naturalist,<br />
die het leven, het hartstochtleven <strong>voor</strong>namelijk, on<strong>de</strong>rging, moest on<strong>de</strong>rgaan, gretig<br />
en volkomen, om ons die nieuwe, want geschifte, saamgedrongen en<br />
gecomponeer<strong>de</strong> werkelijkheid van zijn beschrijving als een rillend en lillend brok<br />
hoogere werkelijkheid toe te kunnen werpen, nà die klaarblijkelijke rechtuit-heid,<br />
die zich bedwelm<strong>de</strong> aan en verloor in <strong>de</strong> realiteit, is hij tot zich zelt ingekeerd, tot<br />
<strong>de</strong> werkelijkheid van zijn eigen innerlijk bestaan, dat ons tevoren slechts mid<strong>de</strong>llijk<br />
getoond was, immers als het temperament, waardoor <strong>de</strong> natuur was gezien. Nu<br />
zien we hem nòch als een naakt man duiken in <strong>de</strong> stormgolven van dit zintuigelijk,<br />
met alle zinnen opgenomen en doorle<strong>de</strong>n leven, nòch schuilen in <strong>de</strong>n schemer van<br />
eigen, half bewust zieleleven, maar, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> faze, <strong>de</strong> ziel zoeken in <strong>de</strong> stoffelijkheid,<br />
het duurzame on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>n bast van dit grillige en bonte en ij<strong>de</strong>le en boven alles<br />
dwaas-groteske maatschappij-bestaan.<br />
Spotten doet heel dit boek, doet elk kort verhaal; maar tevens: hoe vol ernst is<br />
dit alles. Hoe ruim en innig-menschelijk moet het hart zijn, hoe vol warmte van<br />
<strong>de</strong>ernis met an<strong>de</strong>rer kortzichtigen waan, als verstand en hart bei<strong>de</strong> met <strong>de</strong><br />
maatschappelijk verstootenen, met <strong>de</strong> zwakken en sullen, zoo snaaks en wrang en<br />
fijn-hekelend te spotten en te sollen weet!<br />
Deze schuchtere sukkels wor<strong>de</strong>n niet geï<strong>de</strong>aliseerd. In een enkel verhaal, als dat<br />
van <strong>de</strong>n dronkaard in het koffiehuis, ligt het sterke, het teveel aan gevoel bloot, dat<br />
<strong>de</strong>zen tot die bestendige dronkenschap noopte. De laatste vertelling is zelfs op het<br />
pathetische af, evenals die over Laska. Maar overigens: <strong>de</strong> schrijver moge die<br />
verschoppelingen niet sparen, hij moge zich kittelig vermaken met hun armelijke en<br />
trieste en tragische onbeholpenheid: <strong>de</strong> schampere, schoon on<strong>de</strong>r sarkastische<br />
strijkages vermom<strong>de</strong> hoon treft min<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze tobbers, dan <strong>de</strong> maatschappij, die ze<br />
als onbruikbaren ballast wegtrapt, <strong>de</strong> wreedheid eener samenleving, waar <strong>voor</strong> hen<br />
geen plaats is.<br />
Die samenleving zelf tast Steynen niet aan. Kan <strong>de</strong> eerste vertelling, ‘Het<br />
misverstand’ geheeten, een oogenblik een ongetwijfeld vermakelijke persiflage op<br />
zeer reëele, politieke ze<strong>de</strong>n lijken, het gegeven is toch te fantastisch uitgewerkt dan<br />
dat we daar, an<strong>de</strong>rs dan zeer verwij<strong>de</strong>rd, voeling met kiesgeknoei in meenen te<br />
bespeuren. De an<strong>de</strong>re verhalen wen<strong>de</strong>n zich nog beslister af van het maatschappelijk<br />
gedoe. Naar <strong>de</strong> eenzaamheid, naar <strong>de</strong> verheerlijking van <strong>de</strong>n moed om <strong>de</strong><br />
eenzaamheid te dragen, streven ze alle; naar <strong>de</strong> innerlijke diepte en <strong>de</strong><br />
eerbiedwekken<strong>de</strong> erbarmelijkheid van hen, die, meest in oogenschijnlijk komische<br />
omstandighe<strong>de</strong>n, met <strong>de</strong> Eenzaamheid in rechtstreeksch verband staan.<br />
Dat Steynen in dat uiterlijk-komische, in het verleef<strong>de</strong> en botte en bekrompene<br />
het leed zoekt en bewon<strong>de</strong>rt van wien, zij het onbewust, <strong>de</strong> armoe tot volslagen en<br />
schrikkelijke oprechtheid tegenover zich zelf, dat is tot het wreed besef van<br />
hulpelooze eenzaamheid dwong, geeft aan <strong>de</strong> beschrijving <strong>de</strong>zer burleske gevallen<br />
<strong>Den</strong> <strong>Gul<strong>de</strong>n</strong> <strong>Winckel</strong>. <strong>Jaargang</strong> <strong>13</strong>