Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
111<br />
oidjidjitjachoto (K.). Ai spoedig begint het gewas op te komen, oisinichetjamv<br />
(K.); en dan dient er gewied te worden, uchò-babuk (J.) of<br />
tówótuchò (K.). Als het gewas rijp is, màsimàmaisjá (K.), begint men met<br />
het oogsten, utirut (J.) of umárèò (K.); dit was vrouwenwerk. 1 )<br />
Terwijl men in de buitenbaai-dorpen beweerde geen oogstfeest te hebben<br />
gehad, was dit in de binnenbaai — en het Sentani-gebied — wei het geval. Te<br />
Nachaiba bracht men de oogst van de clantuin naar het tempelplatform, al<br />
dansende; aldaar had dan een maaltijd plaats, zonder dansen echter. Volgens<br />
sommige informanten werden slechts de allereerst geoogste gewassen — en niet<br />
de gehele oogst — zo door de gemeenschap geconsumeerd; de rest bleef bestemd<br />
voor ieder gezin. Te Indjeros noteerde ik dat de medicijnman, als er iets<br />
oogstrijp was geworden, dit plukte en het aan Tab toonde terwijl hij om zegen<br />
en gezondheid vroeg voor de a.s. eters ervan. Wanneer later de hele tuin gerijpt<br />
was, werd alles geplukt en op een hoop verzameld; de medicijnman dankte dan<br />
opnieuw Tab voor de goede oogst, smeekte weer om gezondheid voor de<br />
consumenten ervan en verdeelde het geoogste. Deze leider van het ceremonieel<br />
at zelf niet van de tuinopbrengst. Ook anderen dan medicijnmannen konden<br />
optreden als ceremonie-meester.<br />
De oogst van de fiauw, een knol met een doornige plant, vond en vindt<br />
plaats bij het boven de horizon verschijnen van de Pleiaden. Deze vrucht vormt<br />
een zeer oud voedsel van deze bevolking, evenals de tjátá en chono, ook<br />
knolgewassen. De fiauw kan vele jaren in huis worden bewaard. Men kent<br />
nog de variëteit tjátá-mechòbò, die slangvormig van gedaante is.<br />
Ook bij het planten werden bepaalde gebruiken in acht genomen, evenwel<br />
weer niet in de buitenbaai, waar blijkbaar de visserij-riten een voornamer plaats<br />
innamen dan die waarmee de tuinbouw gepaard ging. Te Indjeros was het gewoonte<br />
dat degene die belast werd met de tuinaanleg c.a. — bijv. een medicijnman<br />
— omstreeks 4 uur in de nacht naar de schoongemaakte plek ging waar<br />
de nieuwe tuin zou komen. Hij mat precies af waar het midden van de tuin<br />
zou zijn en ging op dat punt staan wachten tot de zon opging. Op dat moment<br />
hief hij de meegenomen jonge — uit te planten — gewassen omhoog naar<br />
Táb en smeekte om zegen voor de toekomstige tuin, waarbij hij zich naar alle<br />
zijden omdraaide. Op die centrale plek werden vervolgens de jonge plantjes in<br />
de grond gezet; later werd de gehele tuin er mee volgeplant. Waren de tuinen<br />
beplant, dan werd thuis — zo zei men te Indjeros en ook te Kaju Batu — het<br />
touwspel beoefend. Dit spel werd ook bij andere gelegenheden bedreven (o.a.<br />
bij het overlijden van een lréuw); het was blijkbaar een „rite de passage". Te<br />
Nachaiba werd ook gebeden op de plaats waar de tuin werd gemaakt (of reeds<br />
was, indien het een oude tuin betrof), namelijk vóór het afbranden van het<br />
hout, bij het planten, en vóór het oogsten. Men riep daarbij de voorouders van<br />
de groepen Maro en Toto (de oudste van het dorp) aan om zegen.<br />
Of er ten aanzien van tuinen of bomen bepaalde individuele of clan- bezitstekens<br />
bestonden — zoals wel het geval is bij pagaaien, draagtassen, prauwen,<br />
huizen (ten dele), speren, enz. — is mij niet bekend. Te Kaju Batu zei men<br />
dat in het bos aangetroffen bomen, van nut wegens de vruchten of het hout<br />
(bijv. voor prauwen-fabricage), slechts een inkeping kregen — en dus niet een<br />
bepaald merkteken — ten teken voor anderen dat die bomen „gereserveerd"<br />
waren. Van der Sande merkt het volgende op aangaande de afscheiding tussen<br />
1 ) 69; p. 169. Doch te Nachaiba beweerde men dat de oogst mannenwerk was.