Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
249<br />
Fái verhuisde nu naar het eilandje Missioditj, tezamen met Adji en Indjama.<br />
De Chamadi mensen trachtten hen te doden. Eens nodigde Chamadi Adji en<br />
Indjama uit voor een varkensjacht — zij waren zeer goede jagers — en liet na<br />
terugkomst te Tabati hen beiden vermoorden. Hierdoor onstond een hevige<br />
strijd tussen Chamadi en Iréuw met hun respectieve aanhang totdat besloten<br />
werd het dorp te delen Iréuw ging aan de zeekant wonen en bouwde een eigen<br />
karawari-huis c.a.; bij hem vestigden zich Chai, Sremsrem, Chasor en één familie<br />
van Daiwir, terwijl Chababuk een bemiddelingspositie bleef vervullen tussen<br />
Iréuw en Chamadi. Naderhand kwam officieel de vrede tot stand doordat Fái<br />
één sjar-kraal betaalde aan Chamadi.<br />
Tot de gronden van Tabati-laut, voornamelijk van Iréuw, ten dele geschonken<br />
door Mách en ten dele later verkregen, worden thans gerekend te behoren<br />
Nubai, Ok, Muri, Brembi, Chaiba, Sjamre, Nasimrotjchoi, Sorhauk, Rerosna,<br />
Tahwab, Jarubu?, Nubaiweitj, Cheburbi, Sjano, Kisjno, Wapanggi, Terisrauk,<br />
Wanjiriwak, Jasjem, Menem-menem, Ruruweitj, Nerchonje, Mentuk, War, Serwabi,<br />
Bijeni, Sauwhai, Dombai, Resjauwe.<br />
3. Een ander oorsprongsverhaal deelt mee hoe Tab een grote rotanmand,<br />
ròb ròb (ook de naam van het mandje waarin men de kostbare kralen bewaart),<br />
liet neerdalen op de plek Indjemòch — nu het begrafeniseilandje bij<br />
Tabati. Uit deze mand kwamen alle voorouders te voorschijn, allen één taal<br />
sprekend. Doch later kwam er een grote vloed en verdwenen allen, behalve<br />
Methib, die op de berg Mèr in leven bleef. Deze verhuisde nadien naar de<br />
vlakte en stichtte Ria of Lia of Iria. Hij was gehuwd met twee vrouwen uit<br />
Asé-ketjil, twee uit Nafri, twee van Skou Jambe en één uit Kaju Indjau. Hem<br />
werden tien zoons en één dochter geboren. Het meisje heette Inwa, zij ging<br />
te Tabati wonen en huwde er met Sremsrem. De zoons heetten Raibi (met de<br />
titel Rekach Remboi Nawa), die op Kaap Reisjauk woonde, Mèr of Mèrm hai,<br />
die huwde met Jarejare en verblijf hield op Indjemòch-tuar, Raisisi, gevestigd<br />
te Chenjau (Tonduk), Naisjboi, te Famenisauw, Djadjatani (Wariwantanti of<br />
Mòtu), aan de oostelijke voet van het Jarmóch-gebergte, Najanotanti (Sirjanotanti),<br />
te Penasuk (Pengasechu ?), Sedembor, te Indjerau; Daiwir (Nuwentuk),<br />
te Daiwircharchari, Sijeitjak, later te Skou Mabo wonend, en Rohou, later<br />
te Skou Sai. In het geheel woonden er toen te Ria 16 families (clans ?), na de<br />
ruzie — in later tijd — tussen de broeders Dòhòr en Mách waren er nog maar<br />
weinig over en stierven nadien nog weer families uit of verhuisden naar<br />
elders. (Verhaald door Christiaan Iréuw).<br />
Niet vermeld werden door verteller de groepen Chababuk, Chanasbai, Chasor,<br />
Meraudje, Sremsrem en Itár. Van enkele daarvan (bijv. van Meraudje en<br />
Itár) is de vreemde herkomst bekend, van anderen echter wordt zelfs beweerd<br />
dat zij al op hun huidige plaats woonden voordat Tabati ontstond, zo bijv.<br />
Daiwir, ten oosten van de Weitjeruch-ingang.<br />
4. Ook door Van Hasselt is een Tabati-mythe opgeschreven, de inhoud<br />
luidt 1 ) „........vóór jaren (ontving) Tab (de Zon) van zijnen ouderen broeder<br />
Jatji een spiegel om de aarde te verwarmen. Deze daalde neder en stichtte<br />
Tabati, welks eerste Karsore (hoofd) hij was. Hij gaf het aanzijn aan de<br />
bevolking en gelastte, dat ze zouden huwen en als huwelijksschat koralen<br />
(oude) zouden betalen. Hij echter was van het betalen van huwelijksschat vrij.<br />
1 ) 33, p. 19/20. zie ook 9: p. 141.