Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
212<br />
opdisschen van de opgesmukte overleveringen in het bijzijn van leden van een<br />
andere stam, vroeger meerdere malen aanleiding heeft gegeven tot een oorlog,<br />
vandaar dat ook thans nog voorzichtig met deze overleveringen moet worden<br />
omgesprongen."<br />
Beweerde dus omstreeks 1940 het adathoofd van Tabati heer te zijn over het<br />
gebied tussen Tarfia in het westen en Kaap Djuar in het oosten, deze betrekkelijke<br />
bescheidenheid bestond — zoals wij zullen zien — na de Tweede<br />
Wereldoorlog niet meer.<br />
C. De periode 1942 tot heden. De jaren van de Japanse bezetting en die<br />
daarna brachten een grote verandering teweeg, niet slechts materieel (winkelgoederen,<br />
materiaal voor huizenbouw, meubilering, enz.), doch ook geestelijk.<br />
Hadden tot 1942 allerlei wijzigingen zich vrij geleidelijk en rustig voltrokken,<br />
nu viel de oude wereld ineen en moest iets nieuws worden opgebouwd.<br />
Tijdens de oorlog werden velen gedwongen hand- en spandiensten te verrichten<br />
voor de Japanners, zowel bij de uitbreiding van de haven-emplacementen,<br />
steigers, wegen, dumps, e.d. als aan de Sentani-vliegvelden. Sterk pro-<br />
Japans was toen de Chamadi-groep. De bezetters begunstigden deze clan dan<br />
ook zeer; de charsori werd aangesteld tot Daisontjo, hoofd over alle andere<br />
hoofden, waardoor zijn hoogmoed nog meer steeg. „Toen heeft Chamadi het<br />
bestaan" — ik citeer hier uit een nota van de heer Merkelijn, van Januari 1950<br />
— „in te breken in een grote feestmaaltijd van Ireeuw, waarbij zij als ware<br />
rampokkers te werk gingen, al het zorgvuldig toebereide eten in zee gooiden,<br />
de tafels omvergooiden en het gehele feest volkomen desorganiseerden. Zij<br />
stonden in die tijd dan ook als ware collaborateurs bekend." — In April 1944<br />
werden de Japanners gevangen genomen of gedood (ook met hulp van bewapende<br />
autochthonen) door de geallieerde troepen. Door bombardementen voordien<br />
was weinig schade aangericht, doch nu werden op bevel van de geallieerden<br />
beide buiten-baai-dorpen geheel afgebroken en de bevolking naar Nachaiba<br />
en Teisërau/Teigasërau geëvacueerd. De Jotefa-baaiers konden rustig blijven<br />
wonen en profiteerden in de eerste plaats van de met royale hand verdeelde<br />
voorraden van leger en vloot. Na omstreeks een jaar konden de mensen van de<br />
Kaju-dorpen weer terugkeren, eerst geconcentreerd op Kaju Indjau en Mëturau,<br />
spoedig alweer te Kaju Batu ook; bij de herbouw van de beide dorpen<br />
werd gelukkig veel hulp verleend van Gouvernementswege.<br />
Na de oorlogsjaren ondervond men met de baai-dorpen weinig moeilijkheden,<br />
behalve juist weer met Tabati, d.w.z. speciaal met de Chamadi's, die n.b. voorheen<br />
het meest geprofiteerd hadden van de tijdsomstandigheden. Wel kwamen<br />
er algemeen bescheiden klachten over het uitblijven van oorlogsschade-vergoeding<br />
(die wel betaald werd bij de bevriende oosterburen), over het uitblijven<br />
van regelingen en schadevergoeding betreffende in bezit genomen gronden of<br />
gekapt hout, e.d., maar Tabati had dienaangaande het minst geleden (Kaju<br />
Indjau het meest!) en juist Tabati (Chamadi) was het, die de grootste mond<br />
opzette, ja zelfs in de zg. „radja" Chamadi-beweging" opstandige aspiraties<br />
vertoonde.<br />
Omtrent deze na-oorlogse „radja Chamadi-beweging", een uitbreiding als<br />
het ware van het door Hoogland in 1940 meegedeelde, geeft Kouwenhoven<br />
een uitvoerig verslag, dat wij hier overnemen. 1 ) Deze beweging zocht en vond<br />
1 ) 41; p. 67—72.