Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
181<br />
mo-fluit Diwana 1 ) „The first bamboo flute was cut at „first fowl call" (i.e.<br />
in early morn). The name dtwa is given, either to this time of the day or to<br />
the early bird itself and so the bamboo flute was called Diwana." Ook hier<br />
vond paarsgewijze bespeling plaats.<br />
Er zij echter nogmaals op gewezen dat men zowel liefelijke als boosaardige<br />
fluiten (fluitdemonen) onderscheidde — op laatstgenoemde categorie wijzen<br />
ook sommige namen — hetgeen mogelijk samenviel met een tegenstelling tussen<br />
„vogels" en „andere dieren/zaken" en met het verschil tussen „mannelijke" en<br />
„vrouwelijke'' fluiten. Iets dergelijks kunnen wij opmerken ten aanzien van de<br />
trommen, waarvan men ook „mannelijke" en „vrouwelijke" kent en waarvan<br />
sommigen eveneens vogel- of andere diernamen dragen. Wij ontmoeten trouwens<br />
telkens dit tweeslachtige, twee-geslachtelijke, van de tempel-inventaris,<br />
zowel bij trommen en fluiten als bij donderblok en ceremoniële staven en dansschijven,<br />
o.a. in de versieringen.<br />
D. Feesten en initiatie. Omtrent de tempelfeesten, waarvan de initiatie<br />
het voornaamste was, is het volgende vermeldenswaard.<br />
Verscheidene reizigers, o.a. De Clercq en Van der Sande, viel het op, dat in<br />
de tempels niet luid werd gesproken of op andere wijze leven gemaakt werd,<br />
in opvallende tegenstelling met het leven van alledag in de dorpen. Men<br />
praatte meestal fluisterend, lachte ingehouden. Ook werd opgemerkt dat de<br />
tempel eigenlijk nooit verlaten was; er waren altijd wel jongeren of ouderen in<br />
die er zelfs sliepen, niet slechts tijdens de initiatieperiode maar nog jaren daarna.<br />
Verder constateerde men dat in de tempels nooit overdag vuurtjes brandden,<br />
maar enkel 's avonds en 's nachts, wanneer men soms ook eigen maaltijden<br />
bereidde, die evenwel meestal door de vrouwen verzorgd werden.<br />
Alvorens nu de tempelfeesten, voorzover de gegevens dit mogelijk maken,<br />
te beschrijven, vermeld ik eerst een en ander over details om de draad van de<br />
feestenbeschrijving niet door dergelijk „zijsprongen" te doen verloren gaan.<br />
Bij alle tempelfeesten komt het gebruik voor van één of meer ceremoniële staven,<br />
mata, hiervoor reeds genoemd. Dit geschiedt — tijdens de plechtigheden<br />
— aldus 2 ): " a couple of handfuls of fine ashes from one of the fire<br />
places was thrown out through the opening made in the roof at man's height<br />
on the north-west side, which caused in and near the opening a thick cloud of<br />
dust. Immediately afterwards one of the men caught with both hands one of the<br />
said staves, and pointing it towards the opening, and moving towards the wall<br />
with bent knees, stamping in a tempo of 120—140 per minute, he stuck the<br />
feathered end through the opening and moved the staff several times in and<br />
out. After this two of these staves were used, when two men, each carrying a<br />
staff, during the singing and rythmical stampings of others, thrust the sticks<br />
first parallel and then crossways backwards and forwards, through the cloud<br />
of dust, and far outside the opening."<br />
Zo werd de gang van zaken mij ook meegedeeld. Te Kaju Indjau had men<br />
1 ) In Oceania, 12, 1941; p. 185. Omtrent de Wagi-dal-fluiten schrijft Schäfer: „Here<br />
the natives speak in public of a bird they have tamed. The tones of the flute are not<br />
supposed to be the voices of spirits but that of a bird." En Nilles, schrijvend over de<br />
Kumaon bij de Chimbu-rivier, bericht dat aan vrouwen en kinderen wordt verteld<br />
dat de „koa", een fluitenpaar, een grote vogel is, levend in het bos en gelijkend op<br />
een casuaris (Ontleend aan P. Wirz: „A description of musical instruments from<br />
Central North-Eastern New Guinea". Amsterdam, 1952; p. 9, 11).<br />
2 ) 59; p. 297.