Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
86<br />
± 1900 slechts aangetroffen werd — meer of minder algemeen — in de<br />
kuststrook van Leitere in het Oosten (over de grens) tot Teis rau.Teigas rau<br />
en Ifár in het Westen, dus ongeveer samenvallend met het gebied van de<br />
tetraden-tellers. 1 ) Van der Sande meende dat een verspreiding ervan van oost<br />
naar west plaats vond.<br />
Zulk een woning beschreef De Clercq in 1887 als volgt 2 ): „De huizen zijn<br />
achtzijdig, goed afgewerkt, op groote palen rustende, met een vloer van brcede<br />
stevig bevestigde niboenglatten en met eene omwanding (circa 1 m. hoog. G.)<br />
van sagoe-bladnerven, terwijl de hooge daken, aan vier hoeken eenigszins afgerond,<br />
betrekkelijk ver over den wand naar beneden afhangen, welk laatste nog<br />
door een galerijtje wordt omgeven, waarop stukken van prauwen, brandhout,<br />
enz. liggen en dat tevens als zitplaats dient. De top der daken wordt gesloten<br />
door de tjèhè, Door een vierkante uitkapping in den vloer<br />
aan de zeezijde, stapt men op een klein vak van niboenghout en klimt dan<br />
door middel van een dwarslat over eene 1 meter hooge afscheiding van bladnerven<br />
naar binnen, welke ruimte in een paar vertrekken is verdeeld, die tot<br />
slaapplaats bestemd zijn, maar geene andere opening hebben dan eene gelijke<br />
afscheiding aan de landzijde. Tot hoog in den top ziet men dunnere en<br />
dikkere balken of latten, waaraan allerlei zaken hangen evenals aan den wand<br />
en op een paar plaatsen in den vloer wordt door asch en steenen de vuurhaard<br />
gevormd, waar boven langwerpig vierkante ½ meter hooge en 1 meter breede<br />
bamboezen hokken hangen, waarin visch wordt gerookt. De op het land staande<br />
huizen te Kajo (d.w.z. Kaju Indjau. G.) hadden nog luchtgaten in het dak, die<br />
wat meer licht in de anders zeer donkere omgeving verspreidden."<br />
De laatste zin zal doelen op de woningen van de groep Soro; deze mochten<br />
in het dak enkele raampjes hebben, uitziend op het oosten. Bink en Van<br />
Hasselt geven nog enige aanvullingen op bovenstaande beschrijving van het<br />
huistype. 3 ) Zij praten over vierkante of zes- of achtkantige huizen, waarvan<br />
de vloeroppervlakte gemiddeld 25 m 2 bedraagt. Zij bevatten één groot vertrek<br />
en twee of drie kleinere. Door het hoge spitse dak wordt de rook van de haarden<br />
behoorlijk weggetrokken. Van Hasselt vermeldt de poppen op de dakpunten.<br />
Zij waren ± 1 m. hoog, gesneden uit het worteleinde van een varen; in<br />
de holle kop zag men soms een orchidee, waardoor op een afstand de kop<br />
behaard leek. Thans zijn deze beelden alle van de huizen verdwenen, met<br />
de intrede van het Christendom. In 1954 was echter weer een houten exemplaar<br />
te zien op het vierzijdige zinken dak van Lot Chababuk te Indjeros.<br />
Omtrent deze beelden valt nog het volgende mede te delen. Voor het eerst<br />
worden zij vermeld in het Commissie-rapport van 1875. De Clercq noemt ze<br />
tjèhè, Bink spreekt van karakarau en Wirz geeft ze de naam charcbarauge<br />
(of in het Sentanisch hafu). 4 ) In Indjeros noemde men de<br />
beelden desé, elders — o.a. te Nachaiba — weer tjèhè; d.w.z. de naam<br />
voor het worteleinde luidt aldus, maar tot beeld versneden noemde men het<br />
charcharau {= mens-beeld); elk weer voorzien met een eigennaam —<br />
zeiden sommige informanten. Ook kende men dakversieringen, vnl. echter van<br />
tempel en tejainpa, die idji-charau (= vis-beeld), fòrecharau (= varkenbeeld),<br />
enz. heetten. Niet ieder huis mocht blijkbaar een chaceharau dragen;<br />
1 ) Zie 25; p. 101 vlg.<br />
2 ) 15; p. 1265/1266. Zie ook 26; p. 175/176.<br />
3 ) 10; p. 165 en 152/153. En 31; p. 116.<br />
4 ) 72; p. 293 en 326.