Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
92<br />
(de rode ?) en mén (de blauwe). Op een andere Chai-draagtas waren<br />
langs de bovenrand groepjes kralen vastgemaakt, namroi-atu<br />
(— verzamelde stenen) genoemd, terwijl ook een soort ster — van<br />
een schelp gemaakt — te zien was, b djéw charècharè. Elias Sibi<br />
bezat een draagtas, aan de bovenrand bezet met groepjes schelpjes,<br />
dè, een Sibi-teken, terwijl verder vele schildpad ringen (fórá) en<br />
schelpringen (fidjau of udjéw) aan de draagtas hingen, Jouwétekens;<br />
enige paradijsvogelveren, tiache, zouden een Soro-teken (van<br />
Kaju Indjau nl,) zijn. Men deelde ook mede dat slechts Kaju Indjau<br />
bij dansfeesten van de draagtas mocht laten afhangen een met kralen en<br />
schelpjes bestikte plaat waaraan vier paradijsvogelhuiden hingen,<br />
bitj rocbriboja (naam van een soort krab); afgebeeld door Van der<br />
Sande (59; plaat XIV, fig. 1). De vele schelpjes die bij zulke feesten<br />
aan de mannen-draagtassen hingen heten chrèngchrèng (K.) of<br />
charinde (J.). Kortom: naast algemene draagtas-patronen en versierselen<br />
kent men ook speciale clan-motieven; anderen mogen die niet<br />
straffeloos gebruiken.<br />
D. Kleding en lichaamsversiering. Deze spelen nu een veel minder belangrijke<br />
rol dan voorheen, toen wegens de feesten en dansen Iiehaamsversiering<br />
„dagelijks" aan de orde was. Waar tegenover stond — zelfs nog een halve<br />
eeuw geleden — dat kleding helemaal niet aan de orde was, althans voor het<br />
mannelijk geslacht en voor de meisjes. Alle vroegere bezoekers vermelden deze<br />
— ook voor Nieuw Guinea zeldzame — bijzonderheid; al merkte men ook<br />
mannen op, die kalebassen droegen. Dit echter is geen dracht van de baaibewoners<br />
geweest, doch wel van de Skou-mensen, terwijl voorheen ook de groep<br />
Meraudje van Indjeros — volgens verhalen afkomstig uit de bergen beoosten<br />
de Australische grens — zulke schaamkokertjes droeg. Evenwel vormden zij<br />
een klein „gekleed" aantal onder de vele naaktlopers.<br />
Als mannelijk kledingstuk vermeldt De Clercq 1) nog een rotan vlechtwerk,<br />
dèndè, als hoofddeksel tegen de zonnestralen; ook pruiken, kawoerè.<br />
Eerstgenoemde hoofdbedekking kent men niet; wel schijnt die te Teis rau/<br />
Teigas rau in gebruik geweest te zijn, terwijl bovendien het woord dèndè<br />
slechts de benaming is voor een fijne rotansoort. De tweede soort hoofdbedekking,<br />
de pruik, is wel bekend; zij werd van haar gemaakt en gedragen door<br />
kale lieden, of als rouwteken (?); niet als krijgsdos, zoals De Clercq meende.<br />
De naam van deze pruiken — die eveneens bekend zijn uit het centrale bergland<br />
van Australisch Nieuw Guinea 2 ) en uit het niet ver weg liggende Tarfia,<br />
Kaptiau en Liki-liki — was echter niet alleen ch burò, maar ook f chòrò;<br />
beide woorden betekenen ,,hoofd".<br />
De kleding van volwassen vrouwen bestond uit een lap geklopte boomschors,<br />
om de heupen geslagen, tot de knieën of kuiten afhangend en door een buiktouw<br />
op zijn plaats gehouden. Daarop, op de partes posteriores, werd dan een<br />
fraaier lap van schors gedragen, de eigenlijke máro, waarop meestal figuren<br />
van schelpplaatjes waren genaaid. — Een bijzonder kledingstuk is de uèb,<br />
gedragen buitenshuis door de vrouw van het adathoofd Chamadi, en blijkbaar<br />
ook door de echtgenote van het hoofd Iréuw. De wèb is een puntig hoofd-<br />
1 ) 15; p. 1268 en 17; p. 16, 18.<br />
2 ) Vgl. Champion: Across New Guinea from the Fly io the Sepik. Londen. 1932.