Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
192<br />
daarvoor een bladnerf gebruiken. Het haar mag niet vuil worden.<br />
Een belangrijk punt is dat in de tempel (altijd en overal ?) één der novieten<br />
bij wangedrag werd gedood. Te Kaju Batu ontkende men dit, doch Jouwé<br />
is positief in dit geval. Ook Wirz bericht dat in de tempel van Tabati „in<br />
früherer Zeit jeweilen ein Knabe (Novize) getötet und aufgefressen wurde". 1 )<br />
En Wasterval schrijft 2 ): „Om nu de fluiten in te wijden of krachtiger te maken<br />
bij den oproep moet nu en dan een menschenoffer vallen ter wille van<br />
„oegobie'' (= wòchòb, de fluit-geest. G.). Doet men zulks niet, dan weet men<br />
vooruit dat ziekte en dood in het dorp zullen komen ". Ook van de nabij<br />
gelegen Tanahmerah-baai (Jakare) wordt het doden en gedeeltelijk consumeren<br />
(als bovennatuurlijk heilmiddel) van een noviet gerapporteerd. 3 ) De<br />
buitenstaanders meenden, aldus Jouwé, dat de wòchòb, d.w.z. een boosaardige<br />
fluit-demon de jongen had gedood. Personificaties van deze demonen kent men<br />
evenwel niet. Zo is bij een initiatie-feest van twee gebroeders Jouwé eens één<br />
gedood. Zulk een gedode knaap mag niet worden beweend. De vader moet zelfs<br />
meehelpen aan en meejuichen over de dood van zijn zoon. In het openbaar<br />
mag hij hem dus niet bewenen, maar thuis wel, mits hij dat zachtjes doet. Uit<br />
het lichaam van de gedode zou allerlei medicijn zijn bereid, iets wat volkomen<br />
past in het kader van deze „rite de passage". — Later zou een dergelijk mensenoffer<br />
vervangen zijn door het doden van varkens en elders door doden van<br />
vissen of schildpadden.<br />
Ons verslag van de initiatie-tijd hervattend willen wij eerst Wasterval citeren<br />
4 ): „Als de jongens de eerste proef (nl. de eerste veertien dagen in de<br />
tempel; zie hiervoor. G.) hebben doorstaan worden zij het dorp getoond, zij<br />
heeten dan „oegobie ni char" (= fluit-mensen). — „Na deze kuur worden ze<br />
nu en dan 's nachts losgelaten om in het bosch zich wat te bewegen en in de<br />
tuinen van het stamhoofd te arbeiden. Daarna worden op verschillende plaatsen<br />
verschillende krachtproeven genomen; meer Westwaarts (doch ook in de<br />
Jotefa-baai-tempels. G.) wordt den jongen een groote snede over zijn rug of<br />
bovenbeen gegeven, weer elders wordt hij getatoueerd, doch overal is toch het<br />
doel om te toonen dat hij zonder schreeuwen pijn kan verdragen. Heeft hij ook<br />
dit doorgemaakt, dan wordt bekend gemaakt dat „oegobie" zijn kinderen weder<br />
heeft uitgespuwd en zij op dien en dien dag buiten komen".<br />
Jouwé noemt deze rituele verandering na veertien dagen tempel-leven niet.<br />
Wanneer het hoofdhaar na de tweede maal knippen weer gegroeid en lang genoeg<br />
was — zei informant — mochten de jongelui buiten komen, dus na ongeveer<br />
een jaar. Hun huid was in die periode blanker geworden en ook waren ze<br />
intussen gegroeid. Onder het geluid van de fluiten kwamen zij naar buiten in<br />
een eerbiedige houding (d.w.z. een weinig gebogen met de handen gevouwen<br />
voor het onderlijf) en zo begaven ze zich voorzichtig naar het huis van het adathoofd<br />
waar een pot met sagopap was klaar gezet. Op het moment dat zij wilden<br />
gaan eten werden ze echter teruggeroepen naar de tempel en onmiddellijk keerden<br />
ze daarheen terug, gehoorzamend aan de „stem" van de fluiten.<br />
Na deze scène, die het einde betekent van de afzonderingstijd van de novieten,<br />
begint men met de toebereidselen voor het grote feest, medo, de terug-<br />
1 ) 72; p. 339.<br />
2 ) 67; p. 503.<br />
3 ) N. Halie: „Overleveringen en gebruiken van de bevolking aan de Tanahmerahbaai".<br />
T.A.G., 48, 1931; p. 1061.<br />
4 ) 67; p. 503, 504.