Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
93<br />
deksel, vervaardigd van een stuk boomschors dat is dubbelgevouwen en aan<br />
één zijde dichtgenaaid. De buitenkant van de kap is versierd met banden,<br />
veertjes, schelpjes, grijze coix-pitten e.d., figuren vormend zoals: leguaan,<br />
hamerhaai, slang, enz., maar vogels ontbreken.<br />
De opschik maakte feitelijk de ,,kleding" uit; hierbij zou nog de tatouage of<br />
scarificatie gerekend kunnen worden, doch deze worden elders behandeld.<br />
Bezien we eerst de mannentooi. In het haar werden dikwijls heirode hibiscusbloemen,<br />
varens, witte en grijze veren van kroonduif en kakatu, ja, hele paradijsvogels<br />
gedragen; deze veerpluimen bestonden uit twee delen, nl. een draagveer<br />
(stevig in het haar gestoken) van een zwarte neushoorn-staartveer waaromheen<br />
werd geschoven de pronkveer, bijv. de geelwitte kakatu-veren, waardoor<br />
het geheel uiterst trilbaac was. Bovendien werden (echter slechts door volwassenen)<br />
2 à.3 kammen — djong (N.) of añgur (= krab) (j.) — of<br />
krabbers van hout gedragen, met 8 à 10 dunne pennen van ± 30 cm.<br />
lengte „ , de onderste helft rondachtig met scherp toeloopende punt en de<br />
bovenste helft plat, op ongelijke afstanden met fijne rotan stevig verbonden<br />
zoodat de boveneinden nagenoeg vlak tegen elkaar liggen en de punten der tanden<br />
uiteenstaan. De top van het handvat is met een gedroogde pinangvrucht<br />
bedekt, en verder versierd met veeren, kralen, stukjes schildpad, schelpjes en<br />
hondetanden." Ze heten in de Humboldt-baai karara (= chareharau ? G.) 1 ).<br />
Ook was het geheel of ten dele rood kleuren der haren met rode aarde,<br />
merai, bij volwassenen zeer gebruikelijk.<br />
Het gelaat werd ook niet ongemoeid gelaten. Niet slechts dat men het bij<br />
festiviteiten geheel of ten dele verfde met zwart, rood, wit, en dat de tanden<br />
zwart of rood werden gekleurd, maar neusversieringen door middel van bambucylindertjes,<br />
fridje, door het tussenschot, óf door uit schelpen geslepen<br />
cylindertjes, ím (J.) of sinma (K.), óf door twee aaneengehechte varkenstanden<br />
met de gebogen kanten omhoog en de punten reikende tot de<br />
buitenooghoeken, fia of fiai of fèbong. Als voorhoofdsversiersel,<br />
chore (j.), droeg men aaneengeregen casuarisveren, chatuar-aru (J.), waarvan<br />
soms buidelrat-staarten afhingen, èm rugu (K.). Een andere voorhoofdsdracht<br />
die men bij feesten te Kaju Indjau droeg was de sauwè (K.).<br />
Meestal droegen de mannen en jongens ook ringen in de oorlellen, dikwijls<br />
verscheidene aan één oor; deze ringen van schildpad, ènksji (J.) of fòrá<br />
(K.), waren 4 à 5 cm. in doorsnee, terwijl zij soms nog voorzien waren van<br />
grote blauwe kralen, stukjes schelp of schildpad en vlechtsnoeren, in welk geval<br />
ze wádàn (K.) genoemd werden.<br />
Ook het lichaam kreeg zijn deel. Hals, borst en armen werden getooid met<br />
ringen, uit schelpen, koraal, vlechtwerk, casuarisbeen en varkenstanden vervaardigd;<br />
zo schrijven reeds in 1858 de bezoekers dezer streken. Men hing namelijk<br />
de dubbele aaneengehechte varkens- of hondetanden, aangevuld met kralen,<br />
vezels, e.d. wel aan een koord om de hals en sprak dan van chòde of<br />
chonje-njoja. Op de borst droeg men bij oorlog of feesten een fraai schildje<br />
van circa 20 cm. hoog, chèndori (J.) of chènarè (K.) genaamd (chèn(a)<br />
— borst), „bestaande uit varkensribben, waarop sagapitjes (um si) met gom<br />
zijn vastgekleefd" 2 ). Preuss toont aan dat zo'n schild van tanden en pitjes<br />
feitelijk een meer of minder duidelijk te herkennen vogelfiguur voorstelt: met<br />
1 ) 15; p. 1261, noot 1.<br />
2 ) 15; p. 1268. Zie ook 26; p. 84, 171 en 59; p. 84/85, 118.