Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
48<br />
Pui-mannen mochten huwen met Makanowé, Sibi, Soro (Chasor) ep Afár<br />
(met de beide laatsten zou vrouwenruil hebben plaats gevonden) en Makanowémannen<br />
huwden met Pui, Sibi en Chai (en Chamadi). Verder had Jouwé nog<br />
huwelijksbanden met Chai (Kaju Indjau), Meraudje (Indjeros) en de Skoudorpen,<br />
wat bevestigd wordt door de mededeling dat bij feesten te Kaju Indjau<br />
Jouwe gasten uit Iréuw, Skou Mabo en Skou Jambé moest voeden, terwijl bij<br />
zulke gelegenheden Sibi de Chamadi-gasten moest onthalen. Zo mochten Sibimannen<br />
ook trouwen met Makanowé, Meraudje (Tabati) en Chai (Tabati).<br />
Uit het handelsinstituut dat men chora noemt (zie hoofdstuk V, F ), blijkt<br />
dat Jouwé relaties heeft met Skou Mabo, Skou Jambe en Leitero, terwijl Sibi<br />
tot handels- en huwehijksgebied rekende Skou Sai, Waroma en Nachaiba.<br />
Chanasbai (Indjeros) zocht vroeger vrouwen te Asé, Nafri (Auwi-clan), Kaju<br />
Indjau of Skou. Opgemerkt zij, dat Sibi, Chai en Soro (Kaju Indjau) samen<br />
één groep vormen, terwijl Asé en Nafri beide Sentanisch zijn en dus misschien<br />
ook als één worden aangemerkt. Waardoor ook nu weer driehoeksverhoudingen<br />
zijn aan te wijzen ?<br />
Toch liggen de verhoudingen in laatstgenoemde gevallen anders dan bijv<br />
bij de verhouding Jouwé—Iréuw. Dat is namelijk de ware, traditionele, huwelijksband,<br />
het ideale patroon, terwijl die tussen Jouwé en bijv Malo (Skou<br />
Mabo) e.a. meer economisch van aard zijn, en die tussen Jouwé en Meraudje<br />
(Ind|eros) voornamelijk mythisch gegrond zijn (zie bijlage A, II). De termen<br />
nách(á) en chata worden ook niet slechts gebruikt voor verhoudingen<br />
tussen clans onderling, maar ook binnen een clan worden zij toegepast. Overgrootvader<br />
en achterkleinzoon zijn namelijk eikaars chata, daar de overgroot<br />
moeder-groep de nách(á) is voor deze — oudste — achterklein zoon; de<br />
regeling bestaat namelijk slechts voor de oudste zoon van iedere generatie, hij<br />
houdt dus het systeem in stand en zijn broers mogen elders een vrouw zoeken.<br />
De tussenliggende generaties, grootvader en vader dus, leggen op hun beurt<br />
weer een — andere — cbata- en nách(á)-band Anders gezegd, clanleden<br />
mogen niet tezamen huwen, tenzij zij van de vierde generatie zijn (dit was<br />
voorheen zelfs verplicht) drie generaties waren ten opzichte van elkaar exogaam<br />
en woonden of wonen bijeen in één huis (zie hiervoor onder B, 1) Hetzelfde<br />
schrijft Kamma van de Biakkers l ) „Drie generaties vormen een exogaam<br />
geslacht en staan gelijk met huis. De vierde generatie is de herhaling van de<br />
eerste en het begin van een nieuwe cyclus."<br />
En Van der Leeden deelt mee 2 ) „Te Jamna beschreef men mij een circulatie<br />
over vier generaties met de patrineale clans, alvorens een vrouwelijke verwant<br />
in matrilineale afstamming weer in de oorspronkelijke groep van uitgang kon<br />
worden ingehuwelijkt".<br />
Hieruit blijkt dat het vorenstaande diagram slechts ten dele juist is, want bijv.<br />
niet elke Jouwé man kreeg een Chamadi bruid, enz ; dit ging — theoretisch —<br />
maar om de vier generaties, terwijl de oudste zoon van tweede en derde generatie<br />
buiten de Chamadi-dan een vrouw moest zoeken. Schematisch kan dit als<br />
volgt worden afgebeeld.<br />
1 ) F.C. Kamma ,De Messiaanse Koreri-bewegingen in het Biaks Noemfoorse cultuurgebied'<br />
1954, p 24<br />
2 ) A.C. van der Leeden in een kantoornota nopens Sarmische verwantschapsterrninologie<br />
1953.